Het vliegtuig steeg op. Tonnen plastic, pistons, passagiers en paspoorten bulderend op weg naar
Parijs. Met welk doel? Toeristen met DisneyWorld tassen in hun hand op weg naar huis, New Yorkers
met Berlitz taalgidsjes om te kunnen vragen waar het toilet in het Louvre zich bevindt,
zakenmensen die jammeren over de bodemprijzen voor betonfabrieken of de wisselkoers
bestuderen, en ik. Ik ontvluchtte de zomer van New York, omdat ik worstelde met ondraaglijke
kwellingen.
Te veel minnaars. Te veel keuzes. Ik had ontslag genomen om een zomer `na te kunnen denken'. Maar
in werkelijkheid had ik een zomer vrij genomen om `te kunnen neuken'. Het bood echter niet
hetzelfde soelaas. De augustusnachten werden langer en de stand van de sterren veranderde.
De komst van de herfstgroenten herinnerde me eraan dat de zomer op zijn eind liep. Ik had niet
veel tijd meer om mijn plannen nog te verwezenlijken.
Mijn deus ex machina kwam in de vorm van een oude studievriendin. Een rijke meid van Yale die
in het eerste jaar was afgehaakt om te gaan pastelschilderen in Zuid-Frankrijk. Ik lag op het
strand van East Hampton na te denken over de bijna voorbije zomer en over eb en vloed, toen ze
bijna over me heen struikelde. Haar strooien hoed, à la Monet, had haar het uitzicht belemmerd.
Ze was vast bezig het volmaakte Oostkust-stilleven vast te leggen om mee terug te nemen naar het
Franse Belmont.
We wisselden de belangrijkste gebeurtenissen van de afgelopen vier jaar uit en ze zei: 'je moet
eens langskomen.' Het gebruikelijke zolderkamertje bleek bij haar een presbytère te zijn, dat
ergens hoog op een heuvel tussen twee dalen in lag. Het was, zei ze trots, `een soort
toevluchtsoord voor vrouwen die zoekende zijn'. Ze ging volgende week weer terug. Ik was van
harte welkom. Ik schreef haar telefoonnummer in New York op en zei dat ik er nog eens over na
zou denken.
Op maandagochtend besloot ik haar aan haar woord te houden. Ik kende haar type. Die keurige
opvoeding. Die dwingt haar soort mensen dingen aan te bieden die je wordt geacht af te slaan.
Ze kon er niet meer onderuit. Ik had een plekje nodig om te kunnen schrijven, nadenken, ontkomen
aan de stoet eikels die de afgelopen drie maanden door mijn benen was getrokken.
En zo was ik met Pan Am naar Parijs gegaan. Een avond slakken eten, een dag in het Beaubourg
en toen de vroege trein van Gare St-Lazare naar Bretenoux via Brive. Mijn vriendin had me de tijden
en het perron gezegd en na een rit van zes uur langs sprookjesachtige boerderijen en velden zou
ik aankomen en opgewacht worden door haar chauffeur. Voor het avondeten werd gezorgd.
Belmont ligt tegen een heuvel geplakt die oprijst tussen St-Ceré en Bretenoux in Zuid-Frankrijk.
De streek staat bekend om zijn páté, grotten, koeien en wijn. De presbytère, gebouwd in 1608, was
een groot ommuurd complex. Witgepleisterde stenen muren, een koorgalerij, altaarkleden als
gordijnen, grote houten bedden, brede planken vloeren, marmeren badkuipen en in elk vertrek een
open haard. Het was prachtig. Vredig. Een wonder.
Er logeerden nog twee andere vrouwen, Mary, een fotografe uit Afrika en een schilderes uit Parijs
die Zoë heette. We aten elke avond samen en praatten over ons werk en avonturen. Overdag peddelde
ik op een fiets door de omgeving en at de pruimen, bramen, walnoten, vijgen en appels die in
overvloed langs de weg groeiden. 's Avonds schreef ik, en at en liep onder de sterren en sliep.
Het vuur tussen mijn benen doofde. Ik ging met geen enkele man naar bed. Ze waren uit mijn
gedachten verdwenen. De geile dromen die me in New York hadden gekweld kwamen tot bedaren. Mijn
kut werd niet langer midden in de nacht met een kloppend orgasme wakker. Na drie dagen droomde
ik niet meer van hete kussen en anale seks op de vloer met een lekkere, blonde man. Na drie weken was
ik tevreden met mijn bestaan als natuurnon.
Mijn tijd in de hemel was geen lang leven beschoren. Ik had beloofd om mijn twee homo vrienden op
te zoeken. Zij waren kunstenaars en zouden alle twee op de Biënnale exposeren. Toen ik hen
vertelde van mijn impulsieve reis naar Europa drongen ze erop aan dat ik hen in Venetië kwam
opzoeken. Het motto van mijn reis was `Waarom niet?'
De ochtend van mijn vertrek werd ik met een schok wakker. Mijn nacht was vol onrustige dromen
geweest. De lekkere blonde man was weer teruggekomen en had naast mijn hoge houten bed gestaan.
Hij schoof de gordijnen open en trok mijn dekens weg. Hij kwam mijn cocon binnen. Ik kon me niet
bewegen. Platgedrukt tegen het bed door de armen van Morpheus en de dromen waar de God van
de Slaap me naartoe had gevoerd.
Hij trok mijn witte katoenen nachtpon over mijn borsten en ging met zijn lange platte vingers over
de spieren van mijn buik naar mijn wirwar van zwart schaamhaar. We hadden geen kleren aan in ons
ommuurde paradijs en mijn huid was bruin en over de haartjes op mijn buik en armen lag een
gouden glinstering. Bijna net zo glinsterend goud als de man wiens vingers over mijn lichaam
trippelden.
Langs mijn dijen naar de binnenkant, naar het plekje waar de kutlippen van elkaar gaan, en dan weer
terug. Omhoog langs mijn zij naar mijn heerlijke tieten en bruine tepels. Hij stopte en nam ze
tussen zijn vingers en rolde ze stevig heen en weer alsof hij een shagje draaide. Heen en weer.
Ik voelde dat hij me aanstaarde, met zijn volmaakte ijsblauwe ogen die door mijn oogleden
brandden. Mijn ogen zaten stijf dicht. Hij boog zich naar me toe. Ik voelde zijn gewicht op
mijn borsten en hoe zijn hete adem een kring van warmte vormde, eerst op mijn borst en
vervolgens in steeds kleinere kringen tot hij vlak boven mijn mond zweefde. Een kolibrie
waarvan de vleugels en het hart koortsachtig te keer gingen omdat hij niet durfde te landen.
Hij beroerde mijn lippen. Ik bewoog me en hij kwam terug en nestelde zich in de zachte
binnenkant van mijn mond. Eerst behoedzaam en toen zoekend met de tong. Ik beantwoordde
zijn kus. Nog steeds niet in staat om me te verroeren, om zijn nek te strelen of hem dichter
naar me toe te trekken. Hij was heel teder in mijn mond, maar toch werd de druk van zijn handen
opgevoerd. Hij ging heel langzaam van mijn mond naar mijn kin, van mijn kin naar mijn hals naar
mijn oren, en ik wist waar deze zijn maaltijd zou eindigen. Zijn honingkleurig hoofd bewoog zich
van de ene naar de andere schouder. Omlaag naar mijn borsten, waar hij aan de keiharde tepels
zoog en met zijn enorme handen mijn buik streelde. Ik probeerde wakker te worden, mee te doen,
zijn hoofd aan te raken, maar mijn armen lagen vastgeklemd onder mijn hoofd. Ik kon geen kant
op. Hij ging naar de binnenkant van mijn dijen en kuste die heel voorzichtig , vleugels tegen
mijn vlees. Mijn blonde man, mijn droogverleider, stond toen op. Ik voelde dat de kring van
warmte oploste en werd vervangen door lagen katoen en wol. Hij trok de gordijnen weer stevig
dicht om het bed en vertrok.
Ik ontwaakte niet uit deze droom. De volgende ochtend was ik zo geil als boter. Mijn rustige,
celibataire innerlijk lag helemaal overhoop. De trein naar Brive kwam binnen en ik stapte in, op
weg naar Nice. Ik zat tegenover een jongen. Hij was misschien zestien. Hij staarde me aan en keek
dan naar de grond. Hij had een stijve die steeds stijver werd tijdens de reis. Ik wist dat ik `het'
weer had. Iets ongrijpbaars dat ik soms krijg, alsof ik loops ben. Als dat eenmaal uit me gaat
lekken, komen de mannen als vliegen op me af. Een lust diep van binnen ontwaakt. Er hangt een
geur om me heen van toegankelijkheid. En dat was allemaal de schuld van die vervelende blonde
man! Net toen ik dacht dat ik de geest in de fles had.
We stopten. De jongen en ik namen afscheid omdat ik moest overstappen. De ondergaande zon wierp
grijze en roze stralen over het grote open station. Ik liep onrustig heen en weer, een oog op
de reizigers en een ander op de vertrekborden. Een conducteur zag dat ik steeds op de borden
keek en vroeg waar ik heen moest. Ja, die trein zou binnen enkele ogenblikken op dit spoor
binnenkomen.
En inderdaad. Toen ik mijn koffers en nieuwe tassen oppakte en mezelf aan boord wilde hijsen,
kwam dezelfde conducteur naar me toe om te helpen. `A droit,' zei hij. Alle andere passagiers
gingen naar links. Ik volgde hem naar een lege coupé. Hij zette mijn koffer in het rek en deed
mijn leeslampje aan. `Bon soir,' zei hij en hij verdween.
Hij was niet geweldig. Hij was donker en gezet en gedrongen. Hij had glimmende zwarte
kraaloogjes. Hij leek veel op een pluche beer. Ik dacht aan wat er net was gebeurd. Het was
mijn verbeelding. Hij wilde alleen maar helpen. Ik was mooi en had `un accent américain.' Sommige
Fransen zijn daar dol op. Ik probeerde op te gaan in Proust, maar dat was te cerebraal. Ik dwaalde
steeds af van Combray naar mijn dekbed in Belmont en mijn onafgemaakte droom.
De trein bewoog zich slingerend en rammelend in zuidelijke richting. Ik voelde me slaperig. Ik
deed het grote licht uit, zodat alleen nog de kleine neonverlichting boven het raam aan was.
Ik drukte mijn neus tegen het glas en keek het donker in. Niets. Geen stadslichten. Duisternis.
De deur schoof open en daar stond de teddybeer-conducteur. Hij ging zitten en we begonnen een
saai, beperkt Frans gesprek. Als mijn Frans beter was geweest, had ik me misschien niet door hem
laten kussen. Althans niet zo snel. Hij kuste me hard en Proust viel op de grond. Ik dacht even
na of ik hiermee door zou gaan of niet. We hadden nog maar een uur voordat we in Toulouse aankwamen.
We zouden elkaar nooit meer zien, we hoefden 's ochtends geen koffie te drinken of een gesprek te
voeren, en de lekkere blonde man had een geweldig voorspel gecreëerd voor zijn tegenpool om af te
maken. We bleven kussen en zijn handen gingen naar mijn borsten. Hij zuchtte en slaakte een kreet
en begroef zijn neus en handen erin. `Quelle poitrine formidable.' Hij had een heel zachte mond.
Hij genoot van mijn lichaam en mijn handen schoven onder zijn jasje langs de kaartjes naar zijn
huid. Ik streelde zijn rug en hij kreunde en duwde mijn handen naar zijn pik. Ik masseerde hem
en hij beet in mijn hals en kuste me zachtjes op mijn oor, lieve, geile woordjes in het Frans
fluisterend.
Hij stond op en deed de deur op slot. Hij kwam weer naar me toe, knoopte zijn broek open en in de
schemer zag ik zijn pik uit de band van zijn onderbroek piepen. Een druppeltje voorvocht glinsterde.
Ik ging eerst liggen en liet hem zijn gang aan. Liet hem me kussen, mijn blouse en mijn beha
uittrekken, en in mijn tieten wegzinken. Hij gromde en knorde tevreden wanneer zijn lippen
mijn huid raakten of wegzonken in mijn grote borsten. Hij begon me op mijn buik te kussen en
stopte toen. Mijn handen zaten in zijn broek om zijn pik heen geslagen. Ik stopte ook. We kwamen
moeizaam overeind. Onze kleren en handen en voeten zaten verstrikt. Eindelijk stonden we in
ons blootje, twee vreemden in een voortrazende trein. Hij kwam dichterbij en stak zijn tong
weer in mijn mond. Niet zoekend, alleen zuigend, en zijn handen streelden me, betastten mijn
borsten, sloten zich er als een kommetje omheen, wogen ze, en toen ging hij op zijn knieën
zitten. Ik viel op de bank neer en hij dook diep tussen mijn benen. Ik was kletsnat en hij duwde
de lippen opzij en ging op het sappige zachte midden af. Hij bleef me likken en zuigen terwijl
hij ook op de bank klom en zijn lichaam zo manoeuvreerde dat zijn pik boven mijn mond hing.
Ik begon hem te zuigen totdat ik voelde dat mijn kut zich begon samen te trekken en een warme
gloed zich van mijn tenen naar mijn wangen verspreidde. `Plus vite,' zei ik en hij voerde de
snelheid op totdat een holle echo zich in mijn oren vormde. Ik hapte naar adem en de trein brulde.
Mijn oren en kut explodeerden. Hij was blij. `Tu es contente.' Ik spon van genoegen en gebaarde dat
hij dichterbij moest komen.
Toen hij stond trok ik hem naar me toe, zodat zijn pik ter hoogte van mijn borsten was. Hij was
nog steeds helemaal nat en gleed moeiteloos op en neer met zijn pik stevig ingeklemd tussen mijn
borsten. Zijn hoofd ging van links naar rechts en hij hield zich vast bij mijn schouders en pompte
in mijn vlees. De trein raasde voort en ik voelde heerlijke golven door me heen schieten, terwijl
ik op de leren bank heen en weer wiegde. Hij verstijfde en zijn gewicht viel op mijn armen. Hij
kreunde zacht om meer tot hij heet tussen mijn borsten spoot, over mijn borst en tegen mijn kin.
`Tu es formidable. Je jouis.'
We kusten of knuffelden elkaar niet. We waren vreemden. Hij zocht zijn zakdoek en veegde me af.
Ik zei dat ik me net een kind voelde dat wordt schoongemaakt - een heel mooi kind.
`Une très belle enfant,' voegde hij eraan toe en kuste mijn voorhoofd. Hij liep weg om de trein
te koppelen en ik ging naar de kleine metalen wastafel om me te wassen. Mijn haar plakte in mijn
hals en mijn kut was nog kletsnat. Ik geloof dat hij Jacques heette.
Op tijd in Toulouse; ik glimlachte toen ik de trein uitstapte. Het was een heel avontuur en
een grootse overwinning op mijn geile droom. Mijn aansluiting stond al te wachten. Ik vond mijn
couchette en nestelde me in de lakenzak. De coupé was leeg. Vreemd, omdat er meestal drie tot
vijf anderen al liggen opgerold. Ik lag al te soezen toen de trein koers zette naar de zinderende
zuidkust. Even later kwam er een conducteur binnen, controleerde mijn kaartje en begon met
ernstige ogen te flirten en voorstellen te doen. Ik kon het niet geloven. Hij was blond met
een snor en smekende geelbruine ogen. `Niet meer,' dacht ik. Nee! En ik maakte hem duidelijk dat
ik wilde slapen - alleen maar slapen - en hij vertrok. Mijn God, na drie weken onthouding kwam
de opgekropte seksuele energie uit alle hoeken en gaten gekropen.
Ik gaf me over aan de slaap en toen ik eindelijk wakker werd wachtte me koude koffie en de
rotsige kust. Ik wilde dolgraag naar het strand. In Nice pakte ik mijn plunjezak en slenterde de
stad in.
Ik vond een kleine goedkope kamer, met ontbijt en pal naast het strand. Met mijn tas in de hand,
Proust en perziken in de tas, vertrok ik naar het strand. De kiezelstenen leken zich overal in
mijn rug te nestelen, vulden de ontbrekende schakels en masseerden me. De zon bakte mijn
voorkant. Ik lag als een sardientje in blik naast de andere topless zonnebaders. De talen
waren Frans, Duits, Italiaans en Engels.
Drie jonge Engelssprekenden, twee mannen en een vrouw, ploften neer op het minuscule stukje
dat nog vrij was. De metro tijdens spitsuur zou een goede voorbereiding zijn voor dit s
trandgebeuren. Een harde, knauwende tongval deed bij mij het vermoeden rijzen dat dit geen
gewone Engelsen waren; Australiërs misschien. Ze kwamen uit Sydney, om precies te zijn, en de
ongebonden man begon een praatje. `je spreekt Engels.'
`ja, ik geloof dat ik het nog kan,' zei
ik terug.
`Meestal zie je geen Amerikaanse vrouwen topless op het strand; zo weet je meteen
waar ze vandaan komen. Waarom doe jij het wel?'
`Het is een vermomming!' antwoordde ik ad rem.
Hij lachte. Hij was heel knap. Echt knap met
blonde krulletjes tot op zijn schouders en scherpe trekken. Een metselaar en surfer met strakke
spieren en een huid die zo glad, fijn en gebruind was dat hij leek gekozen uit de geheime
voorraad marokijnleer van een boekbinder. In deze verschijning glansden ogen in alle tinten
blauw. Gebroken stukjes teerblauwe eierschaal die waren vastgesmolten op heet marmer. Hij was
echt schitterend.
We vertelden elkaar waar we waren geweest. Hij vertrok die avond naar Rome. `Waarom ga je niet
morgenochtend?' vroeg ik. De couchettes waren al gereserveerd en omdat hij samen met zijn broer
en schoonzus reisde moesten ze bij elkaar blijven.
Rond het middaguur hadden we genoeg van het strand en wandelden we naar mijn hotel. We probeerden
het hotel binnen te glippen, maar de tang bij de deur hield me tegen.
Mademoiselle, c'est une
chambre pour une personne. Vous!'
We probeerden haar over te halen, maar de Fransen zijn,
in weerwil van hun romantische reputatie, onbuigzaam. Ik ging naar boven, haalde een
joint en liep weer naar beneden waar hij in de deur stond te wachten.
Met lange, diepe halen vulde ik mijn longen met rook en ik begon het besef van tijd te verliezen.
We rookten en wandelden. Hij had al uitgecheckt dus we hadden alleen de straten en het strand
tot onze beschikking. Geleund tegen een gebouw kusten we elkaar en drukten ons bekken tegen
elkaar. Ik wond zijn krullen om mijn vinger en likte het zout van zijn hals. We dronken wijn
en aten frambozensorbet op het strand. Voor mij hoefde dit moment niet zonodig op iets meer
uit te draaien. Een luchtige romance na het heftige keerpunt van de avond daarvoor.
Tijd voor de trein. We liepen naar het station als een jong stelletje. Hij vertrok naar de
oorlog. Ik bleef achter en zou nog een uur of twee wachten voor ik op zoek ging naar een
ander. Gulzige, wilde kussen, opgewonden applaus van het publiek. Ik bloosde en hij stapte in
de trein naar Roma. Ik geloof dat hij Alister heette.
De duisternis was gevallen en de stad zag er als een echte grote stad uit. Felle neonverlichting
in overdekte passages, bioscopen, bars, stalletjes met oesters en parfum. Na een lange wandeling
door de stad terug naar het hotel langs de promenade en de zee, was ik aan een nacht alleen
toe. Morgen zou ik in Venetië zijn.
Weer in de trein en tegen het raam genesteld met Proust. Blauwe, grijze rotsbaaien maakten
plaats voor een oneindig dor, geel landschap. Door mijn raampje zag ik afwisselend velden en
fabrieken en ik werd gehypnotiseerd door de voorbijtrekkende beelden. Tegen zonsondergang deed
zich een ongelooflijk verschijnsel voor. Het gele land verdween in grijs water. We reden door
het eerste station van Venetië en ik zette alvast mijn tassen bij de deur. Allerlei soorten
boten dobberden op het water rondom de trein en ik wist dat we er waren. De zon zakte in het
water en ik meende de rode bal te horen sissen toen hij achter de horizon verdween en een roze
gloed verspreidde. Ik stapte aan boord van een watertaxi; het werd mijn minnaar die me bij de
hand nam en me naar onbekende oorden voerde.
De boot volgde de gloed en de stad verbreidde het gefonkel, de schittering van de avond,
en toen ik op de kade uitstapte was Venetië gehuld in avondkledij. Ik was in jeans en smerig.
Ik keek met open mond naar de diamanten van de San Marco en drukte mijn neus tegen die pracht.
In mijn eentje danste ik rond het plein een tollende wals in een lichtgevende muziekdoos.
Overdag was Venetië minder betoverend maar wel vol bezienswaardigheden en mijn twee vrienden
hadden feestjes, vernissages en exposities georganiseerd. En natuurlijk werd er tussen de
bedrijven door veel gegeten. Na een paar dagen rustig de stad te hebben bekeken, ging ik naar
mijn vrienden om in hun pensione te ontbijten.
`En wat zijn de plannen voor de laatste avond, jongens?' vroeg ik lachend.
Er werd een diner gegeven in de villa van een of andere Venetiaanse kunsthandelaar. Het klonk saai
en georganiseerd. `Misschien dat ik iets in mijn eentje ga doen. Kijken of ik iets aan de
haak kan slaan.'
`O, nee, onze gastheer is geweldig knap, rijk, jong en gek.'
`Hoe laat is het eten?' Ze wisten precies hoe ze me moesten strikken.
Ik kleedde me piekfijn aan. Witte linnen blouse en blauwgroene zijden rok, parelketting, open
sandalen, uitdagende lipstick en een nieuw parfum. De jongens vonden me er fantastisch uitzien
en gearmd vertrokken we in de richting van het Canal Grande.
De immens grote, vierkante, stenen villa was indrukwekkend. De portier bracht ons naar de
butler, die ons voorging naar boven, waar de deur werd geopend door onze gastheer. Mijn kut
en kaak vielen tegelijk open. Daar stond een slanke, glimlachende Jean-Paul Belmondo met
koperkleurig haar, een waas van sproeten, blinkend witte tanden, tot de rand gevulde, enorme,
bruine vijvers als ogen en handen die zo groot en sterk waren dat mijn arm er tot aan de
elleboog in verdween toen we elkaar een hand gaven.
We voelden ons onmiddellijk tot elkaar aangetrokken; als motten naar een lijkverbranding.
Ik wilde ter plekke offering, maar hij moest voor gastheer spelen. Drankjes voor iedereen in
wonderschoon Murano kristal. De kunst was verbijsterend. Ik zweer dat in de woonkamer kostbare
relieken achter glas stonden. Alles stond achter glas. Heel erg chic. En hij was opvallend
ontspannen. Gekleed in een gebleekte spijkerbroek, een op maat gemaakt blauwgestreept katoenen
overhemd van Brooks Brothers, instappers, geen sokken en een Rolex van zesduizend dollar om
zijn pols. Een Europese yup. Ik was in de zevende hemel. Ik praatte met alle gasten, in mijn
beste school Italiaans. Ik hoorde dat we om twaalf uur ergens een hapje gingen eten. Het
laatste avondmaal in Venetië.
Het restaurant was vlak om de hoek en hij was er bekend. De tafel en de wijn stonden al te
wachten en ik wist een zitplaats te veroveren die slechts één stoel bij hem vandaan was. De
persoon op die stoel zou rond middernacht zijn verzengd door de hitte van onze spetterende
conversatie.
De ene gang na de andere werd opgediend en door steeds een andere wijn begeleid. We werden
heel erg dronken. Onze gastheer gaf het voorbeeld. Het vlees werd geserveerd en hij stond
op om het voor te snijden. Hij bracht er niets van terecht en ik gaf hem een standje.
`Geen finesse.' Met een groots gebaar overhandigde hij me het bestek. Ik ging staan.
Onberispelijk, gestreken en stralend, liep ik naar het hoofd van de tafel en bedaard en
onbeschaamd sneed ik al het vlees van het been. Het was een geweldige versiertruc.
Het dessert verscheen, de formele zitting werd opgeheven, gasten liepen rond en hij ging naar
de bar om likeurtjes uit te zoeken. Ik liep achter hem aan. Ik was zo godvergeten geil in
lichaam en geest. Ik moest naar buiten. Ik bleef bij de bar staan en nam een slokje uit zijn glas.
`Goede keus,' zei ik en ik liep recht de deur uit. Hij kwam me achterna.
Ik hees me op een muurtje bij het kanaal en hij ging naast me zitten. Ik pakte zijn gezicht en
draaide het naar me toe. Ik kuste hem. Hij overviel me als een explosie. Als een van die gekke
trompetvormige gele bloemen die in de zomer zaden afschieten als je er maar even langsstrijkt.
Ze wachten naast een paadje en verleiden je ze aan te raken en dan komt er een krullende
groene tong naar buiten. Hij tilde me van de muur en droeg me, al kussend, naar het steegje
naast het restaurant. Ik was nog nooit met zo'n sterk, zo'n bezeten iemand geweest.
`Sono Galdo tremendiso,' prevelde hij en onze hemden waren binnen een minuut doorweekt.
Bijtend, klauwend, zijn handen onder mijn armen, mijn voeten die niet eens de grond raakten.
`Ik ben de gastheer. Ik moet weer naar binnen,' stamelde hij.
`Oké, laten we gaan. Het geeft niet.' Ik probeerde hem zachtjes te kussen maar elke aanraking
maakte hem gek. Ik worstelde me los uit zijn greep en probeerde mijn elegante verschijning
weer te fatsoeneren. Linnen en zijde kreuken vreselijk. Maar dat kon me geen reet schelen;
het was het waard. Laat de jongens maar denken.
We gingen weer naar binnen. Hij verlegen, ik triomfantelijk. We beëindigden de maaltijd en
gingen terug naar de villa voor een slaapmutsje. Ik veranderde in een kanaal; ik zat vol vocht.
Hij was echt geschift, zo bezeten. Het was geweldig, ik liep de keuken in om te helpen;
de butler was al weg. Hij pakte me beet en drukte die volle filmsterrenmond tegen de mijne en
we kusten en versmolten. Gestommel in de andere kamer haalde ons uit onze omhelzing. Een van
zijn vrienden was bezig lijntjes coke te leggen, sorteerde het witte poeder in keurige regimenten.
Soldaten voor inspectie en inhalering. Een-twee, een-twee en we hadden ze allemaal opgesnoven.
Nu zouden ze hun geweren in ons hoofd en ons bloed afvuren. We kusten elkaar weer terwijl
de trein naar onze hersenen denderde.
Gasten stapten op en mijn vrienden keken me aan. Bleef ik?
`O, ja,' zei ik onschuldig. `We gaan
nog een ritje in de speedboot maken.' Voordat ze in de nacht verdwenen om een watertaxi te pakken,
waarschuwden ze me nog: `De trein naar Parijs gaat om twaalf uur morgenmiddag!'
De gastheer had geen gasten meer om voor te zorgen en we keken elkaar aan.
`O, ja, de boottocht,
dat had ik beloofd,' zei hij met een heerlijk zwaar Italiaans accent. De portier voer de
lage, lange speedboot voor bij de deur aan de waterkant en we stapten in. Hij vloog er
vandoor, scheurde met razende vaart door de kanalen. Hij draaide zich naar me om.
`Kun je varen?'
`Tuurlijk!' antwoordde ik. Ik had nog nooit van mijn leven een boot bestuurd, maar hij was erg
dronken, en ik niet, en ik dacht: `Shit! meiden kunnen alles.' Ik had meer vertrouwen in mezelf
dan in hem. We wisselden van plaats en hij begon me aanwijzingen te geven en te kussen en aan
me te wriemelen.
`Pas op, vaar niet tegen een van die dingen op, die zijn heel zwaar,'
zei hij plagend. Ik gaf plankgas en we voeren hotsend en botsend Venetië uit.
`Even een vraagje. Waar gaan we heen?'
Als graaf Dracula gromde hij: `Naar zee.' Mijn hart bonkte, deed push-ups, sit-ups,
maakte pirouettes, allemaal tegelijk.
Hij stak zijn hand uit en trok de handel omlaag. De boot kwam tot stilstand op het water. We
hadden gelachen en gepraat en de motor had de hele weg gebruld. Nu was alles stil. We aarzelden
even voor we elkaar begonnen te verslinden. Zijn open mond slokte mijn gezicht op, op dezelfde
manier zoals zijn hand de mijne had omsloten toen de avond nog jong was. We betastten en kusten
en klampten ons aan elkaar vast. Het was wanhopig en heftig. We waren nog maar net begonnen.
Kleren vlogen door de boot. Hij legde kussens op de vloer. Er waren genoeg kussens voor zijn
volle lengte.
Hij deed zijn broek uit. Hij had zo'n piepklein slipje aan waarvan je denkt dat de cliché-Italiaan
ze draagt. Dat doen ze ook. Zijn pik was enorm groot. Hij beet me hard, drukte me op de vloer en
kwam naast me liggen. Ik kon hem knijpen, omhelzen, me zo hard tegen hem aanpersen als ik wilde
en hij kwam steeds weer terug, kussend, zijn dikke vingers over mijn ruggengraat naar mijn kont
en tussen mijn benen. Op en neer over mijn benen, eventjes in
mijn kut, de contouren van mijn lippen volgend en dan huppelend naar mijn knie. Ik kronkelde heen
en weer. We hadden een urenlang voorspel gehad en ik wilde hem, hem helemaal, in me.
De boot schommelde en ik werd met elke deining natter. Hij stond op en tilde me op zijn harde
vriend, zoals je een kind op een paard hijst. Knus en beschut deinden we op en neer. Hij voelde
de schommeling van de boot en de berichten van mijn kut en bestuurde ons beiden uiterst vaardig.
Hij wurmde zijn vingers tussen mijn benen en wreef bedachtzaam over mijn clitoris. Druk opvoeren,
verminderen, opvoeren, terwijl hij met zijn andere hand mijn billen ondersteunde. Ik verbaasde
me niet langer over zijn herculische kracht. Ik ging op in de paarse nevel die me langzaam omhulde.
De kleur beroerde me eerst licht en stortte zich toen in al zijn schakeringen en geuren op mijn
neus en mond, terwijl mijn kut stroomstootjes door mijn lijf schoot. Ik kon niet meer.
`Vieni!' schreeuwde ik in de heldere sterrenhemel en hij kwam klaar. Onze orgasmen streden om
het hardst met elkaar en we schokten tegen elkaar aan toen zijn zaad mijn ruggengraat inspoot.
Uitgeput vielen we neer. Het maanlicht dompelde ons onder en verwarmde ons. Ons zweet begon te
drogen in de koele wind en we begonnen onze kleren bijeen te rapen. Ik was op de sterren, op
Mars, of in de hemel. Opgetogen over dit levende sprookje. De prins nam me in zijn armen, hield
me stevig vast en zuchtte.
`Kun je ons terugvaren? Ik wijs je de weg wel.'
Gespikkeld hemellicht viel op de zilveren sierstrip en deed mijn o zo slaperige ogen schitteren.
Ik voer voorzichtig. Mijn copiloot omhelsde me en gooide mijn handen in de lucht, pakte ze vast
en zong: `De beste stuurman op het Canal Grande. De beste, de beste.' Dat klopte.
Maar ook al was ik de beste stuurman, die idiote Venetiaanse politieagenten hielden ons op de
terugweg drie keer aan. `Dat komt omdat je mooi bent en ze met je willen praten. De politie houdt
van mooie vrouwen 's avonds laat. Net als ik.' Hij kuste me in mijn nek.
Veilig thuis. Pas na twee keer lukte het me die rotboot aan te leggen. Een hand trok me uit
de boot en naar de slaapkamer.
De slaapkamer bevond zich op de bovenste verdieping, met glazen wanden, hoog boven de stad. Rode
daken, grijs water, lange lage gondels en marmeren koepels waren het palet waarmee de kamer was
geverfd. Uitzicht over heel Venetië, een enorm bed en een tafeltje. Op de tafel een schaal met
vijgen en perziken en wat mineraalwater.
`Dit zijn de laatste van het seizoen,' zei hij.
`We moeten ze eigenlijk allemaal opeten.'
Hij brak een paarse vijg open. De leren schil barstte en toonde een melange van felrood,
roze en zachtoranje met plooien en omringd met pitjes. Het zachte midden puilde naar buiten
door de druk van zijn duimen. Hij bracht de delicatesse naar mijn mond. Ik deed mijn hoofd
achterover en hij liet de vijg erin glijden. Ik liet de vrucht door mijn mond gaan voordat ik
hem doorslikte. Een Italiaans woord voor vagina is vijg. De metafoor was niet aan mij verspild.
We zaten in ons blootje, aten de rijpste vruchten, lekten allerlei soorten sappen en kletsten
alsof we al eeuwen samen waren. In andere sterrenstelsels spraken we over onze vader, over dingen
voor je uit schuiven, faalangst, de liefde voor de zee, de vervoering en machteloosheid van keuzes
maken. Ik wilde het liefst de deur uitvliegen recht naar de maan om haar baan aan de hemel tegen
te houden. Om de tijd stil te laten staan en een jaar door te brengen met deze vijgen en de man
die ze evenaarde in sappigheid en rijpheid.
We nestelden ons tegen elkaar om te gaan slapen, maar zodra borsten tegen harde borstkas aankwamen
begon de rusteloze nacht opnieuw. De kussen waren nu dieper en vol zuchten en tederheid. De tomeloze
drift was tijdens het ritueel op zee verdreven en nu gaven we elkaar tongzoenen en zeiden lieve
woordjes. Hij gleed omlaag over mijn lichaam en kuste elk stukje; we giechelden. Ik trommelde
met mijn vingers op zijn sproeten en wiegde heen en weer in extase.
`Nog één overheerlijke vijg,' zei hij.
Zijn duim en wijsvingers duwden de lippen uiteen en openden mijn kut, zoals hij ook had gedaan
met de eerste ochtendvijg die hij me had aangeboden. Het volgende ogenblik werd alles zwart, toen
zijn grote zachte mond de zuurstof uit me zoog. Niet eerst likken of strelen. Meteen zijn volle
natte lippen tegen de mijne gedrukt. Hij zoog op elke plooi, op de opstaande randjes, de
hulpeloze clitoris. Zijn mond en mijn kut waren één. Hij wiegde heen en weer en kuste me en
schoof toen zijn handen onder mijn billen om de maaltijd op te dienen. Ik kwam klaar met korte
stootjes. Vonken en bliksem als een zomerse onweersbui. Mijn lichten knipperden aan en uit.
In mijn oren bonkte een warme, koortsachtige sensatie. Hij voelde elke schok. Ik voelde hoe
hij geëlectrocuteerd werd.
Hij verminderde zijn zuigkrachten, ging onstuimig met zijn tong over mijn kut; een zilveren
bal die in een flipperkast wordt afgeschoten. Omhoog door het labyrint, tegen alle pallen aan,
waardoor de bellen rinkelen. En hij liet die verdomde kast maar niet los, schudde eraan zodat
de bal rondging en opnieuw en opnieuw en opnieuw scoorde. Het rammelen, het rinkelen en het
tinkelen werden me bijna te veel. Hij maakte het spelletje af door met zijn vinger over mijn
kut te gaan; terwijl hij me heftig tongzoende. Op het laatst stopte hij zijn vingers in mijn
kut en in mijn aars. Ik sloeg op tilt. De sterren vielen uit de lucht en toen ik mijn mond
opendeed om te schreeuwen stopte hij de muis van zijn andere hand tussen mijn tanden.
Ik rolde me op tot een bal en hij nestelde zich dicht tegen me aan. Er waren heel weinig uren
overgebleven om te slapen.
De wolkeloze ochtend kwam met café latte en brioches op de tafel waar de vijgen hadden gestaan.
We keken elkaar met grote maanogen aan, gedoucht en aangekleed.
`We houden contact,' zei hij
toen we afscheid namen aan het Canal Grande. Ik weet dat hij Vittorio heette!
Mijn vrienden zaten aan `onze tafel' koffie te drinken. Was ik een spookverschijning? Ze keken
me aan alsof ik door een of andere toverkracht over het Canal Grande had gelopen.
`We dachten niet dat je de trein naar Parijs zou halen; sterker nog, we vroegen ons af of we je
ooit in New York terug zouden zien.'
`Hij moest naar Milaan voor zaken, ik moet mensen in Parijs opzoeken. Kom op, jongens, het is al laat.
Pak je spullen.'
De vaporetto en Venetië in fel, meedogenloos daglicht was minder vriendelijk dan tijdens
mijn aangename aankomst. Fable finito, ik was op weg naar Parijs en een ander Pan Am vliegtuig.