< 1 pagina terugbladeren
Hoe hij me veroverde Ik lag altijd al in bed als hij de trap opkwam. Hij kleedde zich snel uit en gooide zijn kleren achteloos op de grond. Dit was mijn favoriete tijdstip van de dag. Hij liep steevast even de kamer rond in zijn schitterende natuurlijke staat voordat hij het bed inklom. Het visuele genot dat ik in zijn naakte lichaam schiep, grensde aan het onbetamelijke. Hoe moet ik hem beschrijven? Zijn bruine huid was als papier om een explosief pakje. Hij was klein, maar niet dun, zijn buik bolde een beetje, zijn schouders waren breed, een streep zacht donker haar liep over zijn buik naar zijn geslachtsdelen. Rond, dat is het, en sterk, zijn armen en benen waren sterk, maar niet overdreven gespierd. De rondingen van zijn billen, de stevige zinnelijke spierheuvels die bewogen als hij door de kamer huppelde, deden me gloeien van genot. Mijn lichaam reageerde onwillekeurig op zijn uiterlijk. Soms vroeg ik of hij naakt voor me wilde staan zodat ik hem goed kon bekijken. Hij lachte me toe; alles wat je maar wilt, zeiden zijn ogen. Mijn verlangen om zijn buik te strelen was zo groot dat ik hem net zo graag in bed wilde als naar hem kijken. Ik was dol op zijn pik, vlezig en hongerig als een vogel in zijn nest, druipend van het vocht, oneindig gevoelig. Twee jaar lang hadden we als verstrengelde lianen geslapen. Beschaamd moet ik bekennen dat we na de avond van onze eerste ontmoeting al samenwoonden. Waarom hij? Waarom zijn bruine krullende haar en hamsterwangen? Waarom zijn muskusachtige mannelijke geur en zijn fonkelende ogen? Ik geloof dat de hele affaire begonnen is met zijn prachtige glimlach. Het was juni en 24 graden, toen ik in Leuven aankwam. Er waaide een verkoelend windje, maar toch prikte het zweet in mijn gezicht. Ik was bang, gespannen, had al heimwee naar de man die ik achter had gelaten, naar de stad in het Noorden die mijn thuis was geweest. Het verlaten van huis en haard had twee kanten: avontuur en doodsangst. Tijdens de reis werd ik geplaagd door herinneringen die me dwongen de ware redenen van mijn vertrek onder de loep te nemen. Het was niet zo eenvoudig als gewoon ergens met een nieuwe baan beginnen. Ik was bang voor liefde. Jan was de eerste man die ik in tien jaar weer vertrouwde; daarvoor wist ik niet beter en had ze allemaal vertrouwd. En bovendien had ik een niet aflatend seksueel verlangen naar hem. Mijn geheugen herinnerde me wreed aan de magische verbondenheid tussen ons, de band die me bij hem hield ondanks mijn angst. Ik probeerde die gedachte van me af te zetten, met rationalisaties neer te mokeren, met inspanning onzichtbaar te maken, maar hij ging niet weg. Ik herinnerde me onze vrijpartijen, hoe hij in me gleed en even stillag, dan plotseling alle remmen losgooide en binnen enkele seconden klaarkwam. Mijn lichaam reageerde navenant. Zodra ik zijn overgave voelde, kwam ik meteen, automatisch klaar, zonder de behoefte aan een langzame opbouw. Zijn begeerte was wild, ongetemd. Zo werd voor mijn lichaam de weg vrijgemaakt om hem veilig in mijn armen te sluiten en in warme, uitwaaierende stralen zonlicht, sterrenlicht los te barsten. Vrijen met hem kostte me geen enkele moeite en leverde me een zeker genot en wellustige orgasmen op, zo veel als ik maar wilde. Niet meer aan denken, hou er ogenblikkelijk mee op, schreeuwde ik hardop tegen mezelf. Mijn besluit om weg te gaan had hem gekrenkt, mijn krenking was tot vijandigheid uitgegroeid. Ik wilde dat hij langer in me bleef, me werktuiglijk bevredigde. De hartstocht verflauwde tot een fetisj voor reproduktie, de vreugde was weg. Mijn angst om zo intens van hem te houden had het kapotgemaakt. Bij hem weggaan, dacht ik, was een misdaad tegen de menselijkheid, en ik was een misdadiger. Ik kon niet gewoon van één man houden. Jan had me bijna geleerd hoe, met de nadruk op bijna. Ik stopte voor een klein wit huis. Mijn vriendin Katrina stond in een tuintje onkruid uit te
trekken. We omhelsden elkaar na vijf jaar brieven schrijven. Ze verwelkomde me met versgemalen koffie
en sinaasappels. We gingen op een bank bij het voorraam zitten, ons koesterend in de warme
zonnestralen. Ik wilde opgewekt zijn, blij haar te zien, maar mijn stemming was hardnekkig. Ze
merkte dat ik triest was en even later was ik aan het uithuilen op haar schouder. 'je hebt gedaan
wat je moest doen,' troostte ze me. Ze kwam weer bij me zitten. `Dat was dokter David, hij komt ook eten. Ik denk dat je hem wel
leuk zult vinden.' Tijdens het eten zaten we urenlang verhit over allerlei onderwerpen te praten, van Leuvense roddels tot de politiek in het Midden-Oosten en van vroegere kennissen tot geneeskunde. Ik merkte dat David me mateloos boeide. We discussieerden over van alles, van antibiotica tot vitaminen. Mijn toon was ongehoord agressief, hooghartig; het leek of ik hem met opzet kwaad wilde maken. Hij was inderdaad net zo boeiend en intelligent als Katrina had gezegd. Ik wilde wanhopig graag dat hij een foute kant had, een domme opmerking maakte, maar hij liet zich niet betrappen. Jan was tijdelijk uit mijn gedachten. De avond liep ten einde en ik klaagde erover dat ik geen woning had. Hij verbijsterde me met een rustig: `Waarom kom je niet bij mij wonen?' Dit was veel te Belgisch naar mijn smaak en ik geloof dat hij door mijn geschrokken blik zich haastte het voorstel nader te verklaren. Het was een eerzaam voorstel. Zijn huisgenoot was pas geleden vertrokken en hij wilde de huur met iemand delen. De beschikbare ruimte bestond uit twee kleine kamers en een bad. Hij stond erop dat ik eerst keek hoe het me beviel, want hij ging toch de volgende dag voor een week naar Frankrijk. Kan het beter, dacht ik. Een leuke woning, een aardige huisgenoot, ik kon me onbezorgd op de colleges voorbereiden. Het was laat, maar David wilde dat ik met hem meeging zodat ik het huis nog voor zijn vertrek kon zien. Ik zou hem een plezier doen, zei hij met klem, als ik kwam logeren en zijn kat te eten gaf. Rijdend door de onbekende straten bemerkte ik dat mijn angst was verdwenen. Daarvoor in de plaats was een vreemde spanning, een tintelend gevoel van opwinding gekomen dat zich, tot mijn ergernis, als een dwaas lachje op mijn gezicht manifesteerde. Ik voelde me daardoor nogal onnozel. Ik vermande mezelf en inspecteerde het huis op een zakelijke manier. David stond onweerstaanbaar aantrekkelijk met zijn handen in zijn zakken mijn vragen te beantwoorden, verontschuldigde zich voor de badkamer, wees me de open haard en andere pluspunten. Hij leek minder zelfverzekerd. We durfden geen van beiden de spanning tussen ons ter sprake te brengen. Ik probeerde zijn blik te vermijden, ook al was zijn gezicht innemend. Een bruine lok viel losjes over zijn voorhoofd. Een warm gevoel schoot door mijn buik. Ik probeerde me op zijn handen te concentreren, die waren klein en voortdurend in beweging. Toen ik vroeg hoe we het huishoudelijk werk zouden verdelen, trok hij zijn bril omlaag en blikte me aan. `Misschien neem ik wel een werkster voor je.' Mijn lach verraste me, ik was vergeten hoe het voelde te lachen. We stonden daar samen te lachen totdat de tijd om op te stappen was gekomen en voorbijgegaan. De gêne was weer terug. Ik wenste hem een goede reis en vertrok met een blos op mijn wangen en een welkom gevoel van lichtheid. Misschien was deze stap niet het einde van mijn leven, maar het begin van een nieuw, een leven zonder de strijd, zonder de oneindige reeks tragedies, zonder de zwaarmoedigheid die ik torste alleen maar omdat het zo gemeen was om zelfmoord anderen aan te doen. Ik kon mezelf bijna de existentiële filosofie vergeven waardoor ik zo vreselijk serieus en opgefokt was geworden. Katrina sliep al toen ik terug was. Ik kroop in het bed dat ze voor me had opgemaakt, me al te zeer bewust van de opwinding tussen mijn benen. Ik verlangde naar Jan's naakte lijf bovenop me. Toen stelde ik me voor hoe het was om met David te vrijen. Weg met die gedachte, berispte ik mezelf. De dag daarop bracht ik de inhoud van mijn auto over naar zijn huis. Ik voelde me anders zonder hem en mijn herinneringen aan Jan vulden de kamers. Ik was alleen. Ik huilde dagen achtereen, dacht alleen aan de goede kanten van alleen zijn. Ik omarmde de eenzaamheid en bande lustgevoelens uit. Na drie dagen begon ik rusteloos te worden en maakte het huis van boven tot onder schoon. Ik herinnerde mezelf eraan dat David snel terug zou zijn, maar ik kon me niet voorstellen dat hij er ook echt zou zijn. Mijn matras op de grond symboliseerde mijn versobering. Ik zou als een non door het leven gaan en me nog uitsluitend wijden aan lezen en bespiegelingen. Ik zwoer alle mannen, alle seks en helemaal alle liefde af. Na vijf dagen merkte ik dat ik de dag van zijn terugkomst in mijn agenda had omcirkeld. De dag daarop, toen ik voorraad bij de kruidenier wilde gaan inslaan, toeterde een auto naar me. Hij was het. Wat deed hij zo vroeg terug? `Tot straks, huisgenoot.' Zijn stem was zangerig, uitgelaten, gelukkig. Het klonk me vreemd in de oren. Op weg naar de kruidenier begon mijn paniekthermometer te stijgen. Ik was bang dat ik zou overgeven. Hoe moest ik in dat sobere klooster leven terwijl hij in de kamer naast me was? Mijn schepping, de tombe, waar ik om Jan's dood rouwde zou niet groot genoeg voor ons tweeën zijn. Ergens tussen de bananen en de avocado's kwam ik tot bezinning. Hoe belachelijk was dat gewentel in mijn eigen verdriet! Mijn benen waren van rubber, slap, als drilpudding, mijn buik omsloot een warme stroom van genot. Het was waar; ik verheugde me op ons weerzien. Mijn verlangen naar hem steeg als een meetkundige reeks. Nu was hij hier, daar, in zijn huis, ons huis. Ik reed naar de plantentuin waar ik op een bankje zat te denken dat ik geen tiener meer was, al lang niet meer. Ik was over de dertig, tien jaar gescheiden, niet bepaald het evenbeeld van Julia, god beter 't, en toch geloofde ik dat ik op het gebied van de liefde geen halt kende. Ik moest gewoon toegeven dat het pure seksuele lust was. Met het besef dat ik die wel in de hand kon houden reed ik naar huis. In de keuken werd met potten en pannen gerammeld, uit de installatie schalde jazzmuziek. David
leek helemaal op te gaan in het koken. Hij begroette me met zijn oor-tot-oorlach. Het huis was van
mijn treurige hol tot een geanimeerde ruimte omgetoverd. Hij had mijn kleren uit de droger gehaald,
mijn ondergoed opgevouwen en mijn onderjurk aan een hangertje prominent in de keuken gehangen.
Mijn roze onderjurk bracht weer die meisjesachtige verlegenheid naar boven die hij bij onze eerste
ontmoeting in me had losgemaakt. Met opgerolde mouwen stond hij het deeg te kneden, zijn armen waren sterk, strak, soepel, de spieren spanden zich erotisch onder zijn dunne hemd. Zijn schouders waren breed, en daartussen piepten donkere krulletjes uit zijn hemd. Hij was bruin geworden van een week in de zon. Terwijl hij over trimmen en zijn dagelijkse bezigheden kletste, dacht ik aan zijn benen. Die waren kort en sterk als zijn armen, volmaakt van vorm met strakke, soepele spieren die bedekt waren met zacht donker haar. Ik vroeg me af of hij thuis altijd in een korte trimbroek rondliep. Waarom was hij zo toegankelijk, innemend, begeerlijk, sexy? Toegegeven, hij deed me denken aan Michelangelo's `David', maar het zat niet alleen in zijn uiterlijk. Ik was trouwens tien centimeter groter dan hij, en ik had me nog nooit aangetrokken gevoeld tot iemand boven wie ik uittorende. Het ging er bij mij niet in dat zijn ongegeneerde blijheid me aantrok, want ik geloofde niet in blijheid. Nou ja, wat het ook was, het zou wel verdwijnen naarmate ik hem beter leerde kennen. Hij was aan het vertellen over zijn belevenissen in Frankrijk, en ik was zijn kleren aan het opvouwen toen de bel ging. Ze stond al in de keuken voordat we de deur konden opendoen. Haar donkere ogen keken me dreigend aan en wendden zich toen tot David. Hij kuste haar op de wang en stelde ons aan elkaar voor. Een gevoel van opluchting doorstroomde me. Natuurlijk, ik had het kunnen weten, een knappe, intelligente dokter zonder vriendin bestond niet. Het kwam omdat ik eenzaam was en Jan miste dat ik me zo schaamteloos tot hem voelde aangetrokken. Hoe egotistisch van me om te denken dat hij me in huis had genomen uit andere dan economische overwegingen. De opluchting, moest ik bekennen, was vermengd met een zekere spijt. Ze negeerde me en ging in de kamer tussen die van mij en David zitten. Ik hoorde haar vragen of ze naar de slaapkamer konden gaan. Ik voelde me overbodig. Ik trok me terug in mijn kamer. De matras zag er leger dan gewoonlijk uit. Een fotootje van Jan en mij lag naast het bed op de kartonnen doos die dienst deed als nachtkastje. Mijn aktentas puilde uit met werk dat gedaan moest worden. Dit was mijn afleiding, maar mijn oren waren gespitst op elk geluid van hartstocht. Indirecte seks was nog beter dan helemaal geen. Ik was jaloers op haar. Even later schrok ik op toen hij op mijn deur klopte en zei dat het brood klaar was. Ik ging
naar de keuken. Zij was weg. Ik vroeg niet naar haar. In plaats daarvan gingen we op het aanrecht
zitten en aten het heerlijke warme brood met onze vingers. De dagen daarop haastte ik me steeds naar huis waar hij me al opwachtte. Het was niet druk in het ziekenhuis, zei hij, maar ik dacht liever dat hij naar huis kwam voor mij. We deden onze shorts aan en renden om de stad heen naar het begijnhof, naar plekjes die hij me nog niet had laten zien. Daarna maakte hij een verrukkelijke Chinese maaltijd terwijl ik in het warme bad lag. Op een avond, toen ik terugkwam, zat hij op zijn handen en knieën de keukenvloer te schrobben. Ik vroeg me af of hij altijd zo fantastisch was of dat hij dit speciaal voor mij deed. We werden steeds vertrouwder met elkaar en tegelijk groeide bij mij het bitterzoete verlangen naar meer. Een keer, na het hardlopen, klopte hij me op mijn rug en legde zijn arm op mijn schouder, lang genoeg om een brandende plek te voelen toen hij hem weghaalde. Ik wilde het liefst mijn arm boven de tafel naar hem uitsteken en zijn wang aanraken, maar we hielden onszelf in en vroegen ons alle twee af hoe we er achter konden komen dat de gevoelens wederzijds waren. De dagen waren warm maar kort. Tijdens onze lange avonden samen stak hij de open haard aan en draaide zachte muziek. We zaten rustig bijeen wat te lezen of over ditjes en datjes te praten. Binnen een week hadden we een heerlijke routine ontwikkeld en was de spanning, de gêne verdwenen. De telefoon was een vervelende stoorzender. Ik lag 's nachts in bed en herinnerde mezelf eraan dat hij alleen maar mijn huisgenoot was, een nieuwe vriend, een man die ik nauwelijks kende. Tijdens ons eerste weekend samen gingen we onszelf te buiten in de supermarkt, laadden onze
wagentjes vol met zwabbers, schoonmaakmiddelen, huishoudelijke apparaten, CD's en wijn. Het was
alsof we hamsterden voor een beleg. Bij de kassa draaide hij zich om en zei: `Laten we ergens gaan
eten. Ik weet een geweldig tentje waar ik je mee naartoe wil nemen.' Zijn hand viel per ongeluk op
de mijne.
Ik haalde mijn hand niet weg, de zachtheid van zijn handpalm was onweerstaanbaar. Het restaurant was net zo romantisch als ik me had voorgesteld, geblokte tafelkleedjes, brandende kaarsen, verse bloemen. Hij gaf me een margrietje om mee te spelen tot het eten kwam. We waren alle twee uitgehongerd en vielen op onze borden volgeladen met huisgemaakte pasta aan. Voordat ik het wist liepen we lachend arm in arm naar de auto toe. Ik werd bedwelmd door zijn geur en ik vroeg me af of de rode wijn me naar het hoofd was gestegen. Het was laat toen we thuiskwamen, maar we wilden geen van beiden dat de avond al voorbij was. Hij stak de open haard aan en ik zat op de grond naar hem te kijken. Ik was me bewust van een tintelend gevoel dat in mijn knieën begon en omhoog kroop naar de binnenkant van mijn dijen. Mijn hart begon heftig te verlangen naar de armen van een man om me heen. Ik nam aan dat ik naar Jan verlangde. Ik wilde hem aanraken, hem vasthouden, zijn naakte lichaam tegen het mijne voelen. Maar ondertussen ging ik helemaal op in David, deze onuitputtelijke bonk energie, deze briljante, knappe, grappige dokter die in een week beter voor me had gezorgd dan wie ook in mijn hele leven. Het leed voor mij geen twijfel dat mijn geest nog steeds aan Jan was toegewijd, maar mijn lichaam had andere ideeën. We staarden een tijdje in het vuur en toen draaide hij zich naar me toe. `Weet je, sinds jij hier
woont zie ik geen van mijn vrienden meer.' `Ik ga maar naar bed.' Ik trok me terug op mijn matras, nadat ik de deur had dichtgeslagen. Ik lag de hele nacht te denken dat hij nog geen twintig passen verderop lag te slapen. Ik probeerde aan Jan te denken, maar dat had geen zin. Opnieuw was er geen weg terug. De lucht werd al licht toen ik in slaap viel, als een bal opgerold met mijn gezicht naar de foto die ik weigerde weg te bergen. Een muskusachtige geur van mannelijke warmte vulde mijn zinnen. Mijn borsten zwollen en de tepels
werden hard in zijn hand. Een zachte, vochtige sensatie van lippen bedekte mijn nek, spreidde zich
uit tot mijn oren. Dit was een heerlijke droom. Een tedere hand bewoog zich van mijn borsten naar
mijn middel en bleef tussen mijn dijen liggen. Zijn sterke been werd om het mijne geslagen en
zijn kussen kropen verder naar mijn wang. Een arm werd onder me geschoven en hij draaide zich naar
mijn lichaam toe. Zijn hardgeworden pik tussen ons in. Ik rook zijn lust. Mijn arm ging automatisch
om hem heen. Mijn vingers gleden verkennend over zijn zijdezachte haar, zijn sterke schouders,
zijn prachtig gevormde armen, zijn gewelfde borst, zijn soepele, witte billen. Een verzengend heet
gevoel schoot door mijn benen en ertussen. Ik wilde hem in me. Ik wilde hem in me nemen en zijn buik
tegen de mijne voelen. Hij kuste mijn ogen, likte mijn gezicht, mijn hals, mijn tepels, totdat ik
vergat me te realiseren dat dit geen droom was. Onze monden vonden elkaar weer, dit keer zonder
tegenstribbelen, zonder aarzeling. Zijn kussen waren vertrouwd alsof ik hem al jaren had gekust.
Terwijl hij me onder zich schoof deed ik mijn ogen open en zag hem, zijn opgetogen gezicht, zijn
wangen, rood, zijn gebruinde lijf boven het mijne zwevend, zijn rechtopstaande pik, glinsterend
van het zijdeachtige vocht dat op mijn buik druppelde. Hij kwam voorzichtig in me, sloeg zijn
armen om me heen en begroef zijn gezicht in mijn haar. We lagen een tijdje samen stil; zijn
bewegingen begonnen, nauwelijks merkbaar. Ik drukte mezelf tegen hem aan, verlangend naar het
onvergelijkelijke genot van hem lange tijd hard in me te hebben. Op het ritme van wederzijdse
lust, onmachtig langer stil te blijven liggen, begonnen onze lichamen zich te bewegen. Het genot
loeide aan als de wind voor onweer. Hij steunde op zijn ellebogen en keek me aan, Het was zondag. We bleven het grootste deel van de dag in bed liggen stoeien, vrijen, praten,
eten, de krant lezen. Op maandag borg ik de foto van Jan en mij weg. Op dinsdag vroeg hij me
ten huwelijk, en op woensdag zei ik ja. |