Genegenheid, vertrouwen, bekendheid, liefde of verbondenheid maken het verschil tussen een bevredigende lichamelijke ervaring en iets veel diepgaander. Als het emotionele en het lichamelijke samengaan, kan er een soort spirituele eenheid ontstaan, een samensmelten, een uitwisseling van energie die boven de fysieke wereld uitstijgt en het liefdesspel tot grote hoogten verheft.Het obscene, het ondeugende en het verbodene zijn altijd aspecten geweest die voor velen de seksuele ervaring versterken. Als de seks op zich bevredigend is, kunnen seksuele handelingen die in het verbodene liggen nog extra opwindend zijn. Vrijen met het risico betrapt te worden, vrijen met een vreemde, met een ander stel of met een groep...
De heerlijke romantische verhalen laten je lekker wegdromen. Het is zo fijn om in te slapen met de gedachten bij deze extreem passionele seksverhalen over lust en liefde. De geile seksvertellingen geven je zin om lekker lang fijn te masturberen, tot je voldoende keren klaargekomen bent om helemaal ontspannen in een diepe slaap weg te glijden. Waargebeurde erotische verhalen en vertellingen over sensualiteit, romantiek en passie. Geile fantasieën over hetero en lesbische seks. Ongeremde snedige seksfantasie die je laat blozen en rode oortjes krijgen. Voel je poesje vochtig worden door de hete seksverhalen. Luister naar je lichaam en streel zachtjes je clitoris. Deze erotische verhalen en passionele vertellingen horen thuis op elke goede vrouwensite en vrouwenindex, op elk vrouwenportaal en vrouwenstartpunt, want het is goede en stijlvolle porno voor vrouwen. De buitengewone liefdesverhalen laten je wegdromen en maken je geest vrij van dagelijkse beslommeringen. Vanzelf glijden je handen tussen je benen na het lezen van enkele van deze erotische verhalen. Wat een verzameling mooie seksverhalen van grote klasse!! Zuivere romantiek en erotiek, sensuele vertellingen over hartstocht, liefde en passionele lichamelijke lust. Erotiekverhalen over ongeremde seks tussen temperamentvolle mensen, over heteroseks, lesboseks, groepsseks, buitenseks en alles wat je maar kan bedenken op erotiekgebied. Alles voor een volwassen vrouwensite of vrouwen indexpagina met oprechte vrouwendromen. Voel hoe je lichaam warmte uitstraalt, hoe je bloed door je aderen stroomt. Je adem gaat snel en diep. Deze passionele liefdesverhalen laten je je lichaam beter voelen en meer respect krijgen voor je eigen noden en verlangens. Ongeremde bevrijdende seks is uiterst gezond en ontspannend voor lichaam en geest….. Laat je lekker klaarkomen, voel het orgastische samentrekken van je onderbuik. Wat heerlijk om zo van jezelf en van anderen te houden...
< 1 pagina terugbladeren

Tropische oorden

De jaren vlieden heen, maar er zijn drie minnaars die ik me altijd met een warme glimlach zal herinneren. Alleen in bed, met mijn ogen dicht, glijd ik in gedachten weer terug naar mijn leven als journaliste en naar de mannen uit tropische oorden.

FRANZ VAN LAMU. Een journaliste in een stoffige bus op weg naar de kust van Kenia van Mombasa naar Mokowa. Twee maanden lang artikelen schrijven over Ethiopische joden en hulpprojecten in Kenia. Een stokoude houten boot vervoert me naar Lamu, waar een kunstnijverheidscentrum is gevestigd. Op dit feodale Afrikaanse tropische eiland, verscholen in de Indische Oceaan, gaan de vrouwen gekleed in wapperende zwarte buibui, terwijl hun moslim mannen, ook in het zwart, verlekkerd gluren naar het handjevol buitenlandse vrouwen.
Ik zat 's ochtends op de veranda van het kleine hotel van een mangosap te nippen. Vijf roze buitenlanders wenkten naar me vanaf het lager gelegen strand. Ik ging naar hen toe en we sloten meteen vriendschap aan de Swahilische zee. Geen klokken, geen telefoons, geen agenda's; we besloten naar een nabijgelegen eiland te varen om te picknicken.

Zes vreemdelingen gewapend met roeispanen, zonnebrandolie, mango's, ananassen en Nikons om voor één middag een eiland te veroveren. Giechelende vreemdelingen in andermans land lachten een jumbo, habai gani! groet.

We wisselden reiservaringen uit. André in het Engels met een sexy Frans accent; Kayoko in een sierlijk, verlegen Japans-Engels; Luigi met zwierige Italiaanse gebaren; Anne in een luid, uitbundig Australisch; ik, Nederlandse in den vreemde, met een paspoort vol kleurige stempels; en als laatste de rustige man met de gevoelige smaragdgroene ogen. Ik wilde deze man leren kennen. Zijn krachtige, intelligente gezicht was expressief en karaktervol, verborg geen enkele emotie.

We naderden het eiland Pate, roeiden langs een piepklein vissersdorpje naar een verlaten inham. Liggend op het poedersuikerstrand, ons wentelend in de zonnestralen, aten we de ananassen die onze lippen kleverig maakten. We smeerden ons lichaam in met kokosolie, we deden onze bikini's en zwembroeken uit; onze verpakking. Die waren niet langer nodig. We waren geen vreemden meer.
We waadden het koele, azuurblauwe nat in, een verademing na de meedogenloze tropenzon. Met veel gespetter dompelden we ons onder. De Australische stelde voor om een zwemwedstrijdje naar een verderop gelegen atol te houden.
Vijf... vier... drie... twee... een! De groep brak op in zes aparte zwemmers. We waren opeens rivalen geworden, erop gebrand elkaar te verslaan. Met krachtige slagen zwom ik weg, vlak achter de Duitser. Hij en ik kliefden als messen door het water. We kregen een voorsprong op de anderen.
Toen riep Luigi: `Genoeg!' en begon ontspannen terug naar de kust te zwemmen. Ik zwom verwoed door en bereikte de trappelende benen van de Duitser. Geen denken aan dat een Duitser mij, een Nederlandse surfer, zou verslaan. Ik draaide mijn hoofd om; de anderen zwommen allemaal weer terug naar de kust.

De Duitser en ik waren alleen in de oceaan. We zwoegden voort. Ik bande alle gedachten uit, liet de kracht van mijn benen en armen het werk doen. Met toegeknepen ogen keek ik voor me uit. Het atol leek niet dichterbij te komen, maar ons eiland van vrienden raakte steeds verder weg. Mijn lichaam werd zwaarder en zwaarder, kroop steeds langzamer door het nu vijandig dikke water. Mijn energie raakte op, maar ik kon nergens uitrusten. De Duitser was ver voor me, zwom nu met soepele, gelijkmatige slagen. Ik voelde hoe de immense oceaan me omlaag zoog. Ik moest blijven bewegen anders werd ik opgeslokt. Ik riep naar hem. `Franz!' Eindelijk had ik dan zijn naam uitgesproken. Mijn schreeuw doorkliefde de stilte.
Hij hoorde me. Hij draaide zich om en zwom naar me toe. Hij streelde geruststellend mijn arm. `Rustig maar. Ik ben bij je. Je hoeft niet bang te zijn.' Ik had hem nodig. Ik was bang, uitgeput, mijn tranen één met het water. Hij sloeg zijn arm om mijn middel en dwong me rustig te dobberen. Hij suste mijn paniek en ik voelde de kracht geleidelijk in mijn handen, mijn armen en mijn zware benen terugkeren. Ik bewoog me loom vooruit, Franz naast me. We kwamen heel langzaam vooruit en toen het water doorzichtig werd, raakte ik opgetogen. Ik zag gekleurde visjes in en uit koraalkastelen schieten. Het atol kwam dichterbij.

Toen mijn voeten de zandbodem raakten, liet ik mijn tranen van onderdrukte angst de vrije loop. Ik kon nauwelijks lopen. Maar door de lach van de Duitser vergat ik mijn pijnlijke drama. We keken elkaar aan, onze lichamen naakt, niet langer omhuld door blauw water. Hij veegde teder de natte blonde lokken uit mijn gezicht. `Wat een verrukkelijke kennismaking,' zei zijn blik. Ik voelde me opgelaten nu ik bloot en alleen met deze man was.
`We hebben minstens zes kilometer gezwommen en nu zijn we gestrand.' Ik gaf geen antwoord. Hij merkte dat ik me niet op mijn gemak voelde en bood me zijn bandana aan, die hij om zijn hals had geknoopt. Ik wist niet wat ik met dat idiote rode cowboysjaaltje moest. Ik giechelde om het belachelijke van de situatie. We waren op een onbekend atol, in de buurt van Lamu, in de buurt van de kust van Kenia, ergens in de Indische Oceaan, ver van alles vandaan, en een Duitser bood me een rode bandana aan om mijn naakte lichaam te bedekken.

We konden niets doen. We konden niet het atol verkennen. Het was waarschijnlijk onbewoond. Ik dacht aan de anderen, die zonder ons aan het picknicken waren. Hun ogen achter zonnebrillen konden ons niet zien. We waren vergeten.
Ik observeerde hem. We gingen onder een palmboom zitten en hij begon te praten. Onder het luisteren werd deze Duitser een boeiende man die ik wilde leren kennen en ik vergat onze naaktheid. Hij was architect en had vier jaar in Zambia gewerkt bij een huisvestingsproject voor daklozen. Als Berlijner was hij ook een man van de wereld, een Duitse Zorba met hersenen en lef.

Ik voelde me tot hem aangetrokken en dat merkte hij. Onze woordenstroom stopte. Hij schoof dichterbij. Ik las de boodschap in zijn ogen, maar schoof een eindje bij hem vandaan, bang en toch vol verlangen.
`Franz, er zit me iets dwars. Je vader. Wat deed hij vroeger? Hij was een nazi in de oorlog, hè?'
`Mijn vader was arts, chirurg.'
Dachau? Auschwitz? Nog een dokter Mengele, nog een engel des doods die in de dodenkampen experimenten deed met mijn familieleden?
`Hij is in de oorlog gevangengenomen. De nazi's noemden hem een communist en hebben hem door zijn hoofd geschoten.'
Ik schoof weer dichterbij, ontroerd, en kwaad op mezelf dat ik zulke erge dingen had gedacht. Mijn vingers streelden verontschuldigend zijn gezicht. We zwegen, keken hoe een meeuw een duikvlucht maakte en zwenkte in de Afrikaanse lucht. Alle andere woorden waren vergeten, nu deelden we de onze.

Ik ontspande me. Ik stond mezelf toe in het hier en nu met deze man te zijn. Ik beantwoordde zijn uitnodigende blik. Terwijl onze lippen elkaar vonden, fluisterde Franz: `We gaan veel meer dan alleen dit eiland ontdekken.'
Onze begeerte was als een magneet toen hij mijn lichaam naar zich toe trok. Hij bedekte mijn hals met zachte kusjes. Onze monden vonden elkaar in langere, heftigere kussen. Ik voelde een onbedwingbaar verlangen toen onze lichamen versmolten en ik me in zijn armen nestelde. Zijn tong ging plagend langs mijn rechtertepel. Onder zijn strelingen raakte ik steeds meer ontspannen en ging helemaal op in het gevoel, het huidcontact. Ik wilde deze man.
Ik bestudeerde het donkere haar dat zijn platte, gespierde buik bedekte. Mijn hand ging behoedzaam op zoek naar zijn penis, een kloppend bewijs van zijn begeerte.
Zijn sterke handen gingen langzaam maar zeker naar mijn dijen. Ik voelde zijn vingertoppen zachtjes mijn natte schaamlippen strelen. Ik huiverde van die heerlijke sensatie. We wilden elkaar, nu.
Ik deed mijn ogen dicht en kreunde toen ik hem voelde binnengaan. Hij was dik en sterk en diep in me. We communiceerden zonder woorden, onze lichamen spraken in lange, trage bewegingen in volmaakte harmonie. Het was alsof we elkaar al eeuwen hadden bemind. Terwijl de seksuele vloed in mijn lichaam rees, versnelde hij zijn stoten.
Ik stond op springen. Ik kon bijna niet meer. Onze heupen drukten tegen elkaar tot we op de grenzen van hartstocht stuitten. Ik huiverde van verrukking toen hij zijn hand tussen onze lichamen liet glijden en mijn clitoris met krachtige, snelle bewegingen streelde. We hijgden alle twee, stelden het hoogtepunt uit. Toen hield ik het niet meer. Ik explodeerde naar een ander niveau van overweldigende sensaties. Terwijl ik de kolkende vergetelheid van het orgasme indook, begroetten mijn heftige samentrekkingen zijn uitbarsting.
Extatisch knepen we elkaar in onze gelijktijdige, heerlijke climax. Ik klampte me aan hem vast, sloeg mijn benen om hem heen. De Afrikaanse zon brandde op ons neer. We waren één.

MICHAEL VAN MOEN. Een journaliste die met Air Micronesia reisde. Het vliegtuigje dat geduldig boven het minuscule vliegveld cirkelde: het wekelijkse ritueel. De bewoners van het eiland Moen joegen hun varkens en schapen van de koralen landingsbaan en we landden. Ik was hier, gewapend met recorder, gekomen voor het verhaal van twaalf bewoners van de Tawabati-eilanden die na 62 dagen op zee waren gered. De motor van hun boot had het begeven en ze waren vijftienhonderd mijl afgedreven zonder eten of drinken. Eenentwintig mensen waren al dood toen de overlevenden bij het eiland Moen werden opgevist.

Ik schreef me in mijn hotel in, een rieten hut, het enige hotel op Moen. Voor een liefhebber van de jungle was dit tien kilometer lange eiland een tropische oase, een onaangetast, onbekend jadegroen juweel in de Stille Oceaan. Het is weliswaar het grootste van de Truk eilanden, maar heeft geen wegen, telefoon of elektriciteit. Ik besloot mijn opdracht snel af te maken en dan dit paradijs te gaan verkennen.
Ik wandelde naar het `ziekenhuis'. Het was gebouwd met Duitse steun, maar in het twee verdiepingen hoge gebouw waren geen artsen, geen medicijnen, geen lakens, geen zeep, alleen een paar gebrekkig opgeleide broeders. De overlevenden begroetten me met angstige ogen, die zwijgend vanuit hun vermagerde lijven staarden. De ondervoede kinderen, met opgezwollen buikjes, lagen op smerige bedden naast de knokige vissers. Ze hadden 62 dagen de woeste zee getrotseerd, maar hoe moesten ze dit aftandse ziekenhuis overleven? Men sprak hier Gilberts en deze eilandbewoners alleen Truks.

Ik kon het niet langer aanzien. Ik liep de heuvel af naar de hoofdwinkel en keerde terug met bananen, sinaasappels, zeep en kammen. Ik beval de broeders de ingeblikte lunchworst en Fanta weg te halen. Dit was geen traktatie voor mensen die zich op de een of andere manier in leven hadden weten te houden met regenwater, opgevangen in kokosnootschalen, en zeeschildpadden en vis, gevangen met een stuk touw en een zakmes. Dit was een wrede grap, dit moderne ziekenhuis zonder medicijnen. Ze konden beter verzorgd worden door de medicijnman uit hun dorp.

Ik bleef vijf dagen. Hoewel ik niet eens een Ehbo-diploma had, probeerde ik hen te verplegen. We communiceerden door middel van gebaren en foto's. Ze wisten niet waar ze waren, alleen dat ze ver van de Tawabati-eilanden verwijderd waren.

Op de vijfde dag ontmoette ik hem. Ik was op weg naar het ziekenhuis en hij ging net weg. Hij parkeerde zijn motor en keek hoe ik aan kwam lopen. Deze donkere, forse, bebaarde man was Michael, een Amerikaanse arts die met het vliegtuig van Guam was gekomen om de overlevenden bij te staan. Hij was bekend op Moen, hij kwam er vaak als hij in Micronesië met zijn zwarte dokterstas aan het eilandhoppen was.
`Ik heb over je gehoord, de Florence Nightingale van de journalistiek,' zei hij terwijl hij zijn motor startte. `Spring maar achterop, ik ontvoer je. We gaan duiken.'
We waadden het heldere kalme water in van de betoverende Truk lagune, blij even aan de werkelijkheid van het ziekenhuis te zijn ontsnapt. We deden onze maskers en zuurstoftanks op en ontdekten een andere wereld onder het oppervlak. De lagune, een kerkhof uit de Tweede Wereldoorlog, lag vol met Japanse onderzeeërs waarvan vele nog nooit waren geopend. De Japanners hadden indertijd van de lagune een marinebasis gemaakt. De basis, omringd door een rif en versterkt, was door de Amerikanen gebombardeerd. De onderzeers lagen er nu als zwijgende getuigen van de felle luchtaanvallen en moordpartijen op het water.

Michael en ik klommen weer in onze boot. Toen we ons masker afdeden, beseften we dat we nog steeds vreemden voor elkaar waren. Wij, duikpartners die nauwelijks een woord hadden gewisseld, waren de enige westerlingen op dit piepkleine eiland. Ik was blij samen met hem in deze tropische Hof van Eden te zijn. Ik hield van zijn vriendelijke, open gezicht, zijn warme lach en zijn pretogen.
Michael gaf me een flesje cognac. `Geniet er maar van, want je kunt hier geen drank krijgen. De mannen van Moen waren de agressiefste dronkelappen van de Pacific. Hun vrouwen besloten de tropen droog te leggen. Ze gingen op een zondagochtend naar het stemlokaal terwijl hun mannen nog te dronken waren om te stemmen. Democratie in actie, de vrouwen kregen honderd procent van de stemmen. Drank is verboden op Moen, dus laten we van dit kostbare vocht genieten.'
We wisselden een veelbetekenend lachje. We wisten alle twee dat we meer dan vrienden zouden worden. `Wat doen ze hier eigenlijk?' vroeg ik. `Ik heb nog niemand zien werken. In ieder geval niet in het ziekenhuis.'
Hij keek me strak aan. `Ze bedrijven de liefde. En als ze totaal uitgeput zijn, gaan ze op het strand naar de golven en de zonsondergang zitten kijken. Ze gaan zich te buiten aan hun enige lokale produkt, weed. Ze worden stoned, ze bedrijven de liefde en ze worden opnieuw stoned.'

Hij wierp het anker uit en we snorkelden door de schitterende oranje koraalriffen, achter paarse en groene glinsterende vissen aan. Ik zwom achter Michael terug naar de kust en samen liepen we naar de bootloods. `Ik heb een verrassing voor je,' kondigde hij aan terwijl hij een lange, sierlijke stok te voorschijn haalde. `Het is een liefdesstok. Elke Moenman bewerkt zijn eigen stok en neemt die overal mee naartoe als visitekaartje.'
`Waar wordt een liefdesstok voor gebruikt?' vroeg ik, terwijl ik er half geamuseerd, half gefascineerd over streek.
Michael kwam dichterbij, aarzelde even en trok me toen naar zich toe. Tussen de zoenen door legde hij uit: `Als een man een vrouw wil, wacht hij tot het nacht is en gaat naar haar hut. Zachtjes, zonder de andere familieleden wakker te maken, sluipt hij naar de wand waar ze achter slaapt. Hij duwt de stok door de bamboelatten en wacht op haar antwoord. Ze raakt de stok aan, leest zijn handtekening in braille met haar vingers. Als het de typische inkervingen zijn van de man die ze begeert, trekt ze de stok door het bamboe naar binnen en sluipt de hut uit. Ze zoeken een schuilplaats en elkaar. Als ze hem niet wil, duwt ze de stok weer naar buiten en hij druipt af, stok in de hand.'
Michael trok me naar zich toe en toen hij met zijn tong de contouren van mijn lippen volgde, voelde ik een heerlijk gevoel van verwachting door me heen stromen. We liepen naar het strand, pratend, strelend, in de wetenschap dat we elkaar weldra zouden hebben. Maar het was al laat en hij moest nog naar het ziekenhuis. Hij ging er met brullende motor vandoor.

Hij kwam niet terug. Ik zwierf in mijn eentje over het strand. We hadden een geweldige middag gehad met een heerlijk begin en midden. Maar het einde bleef in het ongewisse. Misschien had ik zijn interesse verkeerd ingeschat. Ik voelde me leeg, afgewezen.
De volgende ochtend liep ik naar het ziekenhuis, naar de overlevenden, zo maakte ik mezelf wijs, maar ik wist dat ik er was om Michael te zien. Een verpleegster zei dat de dokter de vorige avond plotseling met de boot naar een ander eiland was gegaan waar twee mannen tijdens het vissen gewond waren geraakt. Ik voelde me opgelucht. Hij had me niet laten zitten, maar ik kon nauwelijks wachten tot hij terug was. Ik had mijn verhaal af en de wekelijkse vlucht van Air Micronesia vertrok diezelfde middag.

Terwijl ik voor de laatste keer een wandeling om het eiland maakte, dacht ik aan Michael en wat er voor moois tussen ons had kunnen zijn. Ik ging op verkenning uit rond de verlaten Japanse bunkers en munitiedumps. De littekens van het eiland waren overal: de Oorlog in de Pacific had eenzame skeletten, matte kogels en stille onderzeeërs achtergelaten.
Ik stond bij de keet op het vliegveld en zag mijn vliegtuig cirkelen om te gaan landen. Ik had een brief voor Michael achter moeten laten, ik verlangde wanhopig naar hem nu ik wist dat ik hem nooit zou krijgen. Ik zag het vliegtuig duiken, optrekken en weer cirkelen. De varkens en geiten hadden geen zin van de landingsbaan af te gaan. De ongeduldige piloot had nog meer passagiers wachten op Panape en Palau. Met een ruk schoot het vliegtuig omhoog en liet mij starend naar de lucht achter. Hij had me nog een week op Moen gegeven. Ik was buiten mezelf van vreugde, omdat ik dacht aan mijn weerzien met Michael.

Die avond plofte ik tollend van de slaap in bed. Maar ik had een vreemd gevoel. Ik had het idee dat er iemand of iets in de kamer was, maar ik kon niets zien in het donker. Hijgend van angst wachtte ik roerloos af. Iets gleed door de wand heen. Een adder? God, wat moest ik doen? Ik voelde me heel alleen, terwijl ik in gedachten de verborgen giftanden van de slang zag. Ik hoorde een onderdrukt geluid. Ik zat recht overeind. Iets streek langs mijn wang. Een stukje hout kwam door de bamboewand. Ik voelde de inkervingen en begreep het. Een liefdesstok! Een onderdrukt geluid buiten ontaardde in een luide lach. Met een bonzend hart trok ik de stok mijn hut in.
Toen de deur openging, verstijfde ik plotseling. Waarom was ik zo stom om aan te nemen dat het Michael was? Hij was zonder een woord vertrokken en had niet beloofd terug te komen. Stel dat het een of andere corpulente, door de weed bedwelmde eilander was? Alle mannen op Moen wisten waar mijn hut was. Zenuwachtig vroeg ik: `Wie is daar?'
`Kun je die stok niet lezen? Ik ben het. Ik ben net terug met de boot; er was een ongeluk gebeurd op een tonijnboot.'
De omtrek van zijn twee meter lange lijf vulde de ingang. Toen ik opsprong om hem te omhelzen, duwde hij me plagend terug op het bed. Hij trok mijn T-shirt uit en kuste me hartstochtelijk. Hij ging met zijn tong langs mijn hals naar mijn tepels. Zijn natte, slurpende geluiden benadrukten de tropische stilte. Zijn tong bewoog zich bedreven, alsof hij mijn lichaam al jaren kende.
Ik ging met mijn vingers over zijn borst, trok zacht kietelend een spoor naar de binnenkant van zijn dijen en zijn penis. Ik zag zijn glimmende eikel pront overeind staan. Hij begroef zijn gezicht in mijn borsten, en tegelijkertijd maakten zijn vingers zachte, rondgaande bewegingen over mijn clitoris - langzaam, toen sneller en sneller.
Michael hield opeens op en richtte zich op, bleef roerloos boven mijn lichaam hangen. Hij zag er wellustig en verrukkelijk uit. Ik deed mijn ogen verwachtingsvol dicht terwijl zijn penis een spoor over mijn buik trok en zachtjes tussen mijn benen porde. Toen ging hij met een soepele, krachtige stoot bij me binnen. Toen opnieuw en opnieuw, dieper en dieper. Mijn lichaam welfde zich, maakte zich los van mijn geest. Michaels tong bewoog zich op het ritme van zijn penis in en uit mijn mond. Ik schreeuwde geluidloos toen mijn lichaam zich opmaakte voor de uitbarsting.
Hij trok zich abrupt terug. Seconden leken minuten, mijn lichaam wachtte, hunkerde naar meer. En toen ik het niet langer uithield, stootte hij met volmaakte timing opnieuw en opnieuw en opnieuw. Zo, balancerend op de rand van een orgasme, konden we dit eeuwig volhouden. Voor de laatste keer trok hij zich terug en wachtte hij tot mijn lichaam om meer schreeuwde, weer hunkerde naar hem. Op de seconde nauwkeurig stootte hij naar binnen zodat we huiverend en bevend tot een gelijktijdig hoogtepunt kwamen. Michael kende me die nacht. Volkomen uitgeput lagen we in elkaars armen. De liefdesstok viel op de grond.

PAULO VAN MANAUS. Een journaliste op reis door het Amazonegebied. Ze verveelde zich. De fotograaf was nog niet op komen dagen. De afgelopen vier dagen had hij steeds getelegrafeerd dat hij zou komen, maar op elke Varigvlucht uit Rio: geen fotograaf. Zoals bij veel Brazilianen was er in zijn agenda geen plaats voor deadlines. Maar ik had geen keus. Ik moest op hem wachten want ik had hem nodig. De redactie van Jornal do Brasil had beloofd een topfotograaf te sturen voor deze mogelijk gevaarlijke geheime opdracht. We zouden in Projecto Jari infiltreren, een geheim land binnen een land, eigendom van de rijkste man van Amerika, de excentrieke, drieëntachtigjarige Daniel Ludwig. Jari was zo groot als Nederland en verboden terrein voor buitenstaanders, met name journalisten.
Doodarme Brazilianen werden naar Jari gelokt onder het mom dat ze bergen geld zouden verdienen. Als ze er eenmaal waren zaten ze, zonder geld, verstrikt in een verborgen jungle sloppenwijk, in feite gevangen. Ze hakten bomen om voor de gigantische papierfabriek die op een boot in Japan was gebouwd en die de hele wereld overvoer om vracht in te laden bij deze afgelegen buitenpost in het Amazonegebied. De Braziliaanse regering hield iets achter, iets waarbij hoge functionarissen waren betrokken. Het was een belangrijk verhaal en ik zat zonder fotograaf.

Ik was ongeduldig en geïrriteerd en had geen zin nog een avond in mijn smerige, deprimerende kamer in het Amazonas Hotel door te brengen. Een vrouw alleen in deze stoffige rivierhavenstad blijft 's avonds veilig binnen als ze geen prostituée is. Maar het kon me niets meer schelen, ik moest mensen zien.
Ik liep naar een restaurant verderop. Ik bestelde zwarte bonensoep en schoof die weg. Ik had geen honger. Ik staarde naar mijn boek, maar de woorden bleven op de bladzijden. Ik wilde weg uit Manaus en mijn verhaal schrijven. Op dat moment zag ik hem. Aan het tafeltje naast me zat een man in het beige safari jasje ingespannen te tekenen. Ik dronk hem in. Grote bruine ogen, glanzend zwart haar, een en al sierlijkheid, geen inwoner van deze ruige pioniersstad. Een jonge Omar Sharif. Ik concentreerde me op hem, wist zijn aandacht te trekken, verborg mijn ogen toen weer achter mijn boek. Ik lachte heimelijk om mijn succes toen ik hem hoorde aankomen.

`Wat lees je?' vroeg hij met zijn charmante Portugese accent. `Xana. Het gaat over de vernietiging van het Amazonegebied.'
Achterdochtig vroeg hij: `Waarom interesseert je dat?'
Plotseling op mijn hoede besefte ik dat ik niet wist wie hij was. In een politiestaat moet je niet je mond voorbij praten. Ik had bijna mijn geheime missie verraden nog voordat ik die had uitgevoerd.
`Ik ben gewoon een toerist. Ik vind het leuk zoveel mogelijk te lezen over het Amazonegebied.'
Zijn gezicht ontspande zich tot een glimlach. `En ik vind het leuk zoveel mogelijk te tekenen van het Amazonegebied. Ik heet Paulo en ik ben hier ook voor een korte vakantie. Wil je deze hebben?' vroeg hij, terwijl hij me een pentekening van mijn profiel gaf. Met een paar rake lijnen had hij mijn profiel geschetst.
`Ik ga vanavond Manaus verkennen. Heb je zin om mee te gaan? De werkelijkheid is vaak boeiender dan een boek.'
Ik hoefde niet te antwoorden. Hij wist dat ik bij hem wilde zijn, hij wist hoe hij een gezicht moest lezen. `Heb je al eens candomblé gezien? Dat is Braziliaanse voodoo. De slaven uit West-Afrika hebben hun riten hier naartoe gebracht. Er is een heel speciaal candombléhuis in een bairro aan de rivier; ik wil de ceremonie vanavond tekenen.'

Terwijl de kunstenaar en ik naar de kade liepen, was ik opeens blij dat ik in deze stoffige haven aan de andere kant van de wereld was. Paulo betaalde een Indiaan om ons per motorboot stroomopwaarts te brengen. We voeren langs de weelderige vegetatie die erotiek ademde met zijn felrode passiebloemen en geurende witte Amazone-lelies.
Onze boot gleed zachtjes langs een jonge alligator, die met glinsterende ogen vanuit het peilloze inktzwarte water naar ons keek. Paulo bemerkte mijn angst en sloeg zijn arm om me heen. De Amazone was mysterie en gevaar. Die was, net als Paulo, intrigerender dan dromen.
De boot naderde een groepje paalwoningen langs de oever. We stapten uit en meteen werden we door het hypnotiserende getrommel naar het candombléhuis gelokt, een voormalig rubberpakhuis. Zodra we over de drempel stapten, betraden we een andere wereld. Het kleine vertrek was bezwangerd met de geur van tuberoos, cederhout en zweet. Op het altaar waren heilige veren, magische kralen, kommetjes maïsmeel, offerandes aan de goden. Vijf brulapen in een kooi schreeuwden op het ritme dat de bezeten vrouwen klapten.

Minstens dertig vrouwen, allemaal in het wit, kronkelden, gilden, zongen tot lemanja, godin van de rivieren en het water. Zwarte vrouwen, mulattinnen, Indiaansen - ze waren brandende zielen. Paulo en ik keken met open mond hoe ze uit hun lichaam traden, in trance op de houten vloer vielen, de verschillende orixas belichamend.
Nu begonnen andere vrouwen die langs de muur stonden ook de uitzinnige candomblédansen uit te voeren. Terwijl ze steeds sneller rondtolden, op en neer sprongen, geheime energiebronnen aanboorden, tekende Paulo. Hij wenkte me dichterbij, deed zijn zilveren figa-ketting af en deed het geluksamulet om mijn hals.
`Nu kun je rustig naar buiten gaan,' zei hij. 'je bent beschermd tegen het boze oog.'
We liepen hand in hand het dichtbegroeide oerwoud in, het donker trilde van de trommelslagen. De Amazone, leverancier van de helft van de zuurstof voor de hele wereld; zonder dit oerwoud zou de planeet aarde stikken.

We liepen een cacaoplantage in en zagen een witte canvas hangmat verborgen tussen de weelderige vegetatie. De hangmat was tussen twee imposante bomen gespannen en vanuit de groenzwarte bladeren glommen gouden cacaobonen ons tegemoet.
Omdat ik mezelf ook een beetje in een candomblétrance voelde, ging ik in de hangmat liggen. Hij schommelde even heen en weer en hing toen stil. Paulo kroop voorzichtig naast me. Het was helemaal stil op de zuigende geluiden van de rivier en het getrommel na. Onze omhelzing werd verstoord door het uitzinnige gefladder van een enorme zwerm parkietjes die uit het oerwoud opvloog.
Paulo streelde mijn gezicht en kuste me zwijgend. We hielden elkaar vast, de hitte van onze lichamen evenaarde die van de avond, zijn geur de geur van het oerwoud. Zijn tong ging langs mijn hals en zijn tanden knabbelden aan mijn oorlelletje. Hij trok mijn blouse omhoog en schoof zijn vingers voorzichtig onder mijn kanten beha.
De hangmat begon te bewegen. Toen onze lichamen ontbrandden, begon de hangmat steeds harder heen en weer te zwaaien totdat we op de vochtige grond vielen, onze lichamen verstrikt in een zacht bed van planten.

We waren vlees op vlees, dompelden ons onder in elkaar. We bedreven teder maar heftig de liefde. We werden opgezweept door de gedrevenheid van de ander. Onze lichamen bewogen zich op het ritme van de trommels, versmolten terwijl we in rollende golven op en neer gingen.
Onze ademhaling versnelde en het gekreun werd luider terwijl we rondkronkelden in de verkoelende aarde. Paulo ging steeds sneller, steeds krachtiger, stootte diep in me.
`Ik kom, ik kom,' schreeuwde hij, de stilte van het oerwoud verbrekend.
Ik kon het niet langer houden. Ik voelde hoe zijn explosie mijn orgasmen, een snelle staccatoreeks, in gang zette.
We lagen moe maar voldaan, onze lijven glimmend van het zweet en de modder. `Laten we bij elkaar blijven,' zei hij, als een echte hartstochtelijke Latino. `We hebben iets bijzonders samen.' Ik maakte me los uit zijn armen, omdat ik wist dat ik ons alle twee tot bezinning moest brengen.
`Ik heb een afspraak met een fotograaf uit Rio en we vertrekken morgen naar Projecto Jari.'
Ik wilde deze woorden niet zeggen. Ik wilde dat onze emoties de werkelijkheid zouden dwarsbomen. Ik wilde bij deze kunstenaar blijven. Ik zweeg, wachtte tot hij met zijn toverstaf zou zwaaien om de magie terug te halen.
In plaats van van streek te raken, begon Paulo te brullen van het lachen. Hoe kon hij lachen terwijl ik mezelf voor hem had opengesteld, hem had begeerd. Hij vond het grappig. Het kon hem niets schelen.
`Het is geen eenmalig avontuurtje,' zei hij, terwijl hij me naar zich toetrok. `We blijven bij elkaar.'
`Maar ik ga weg zodra de fotograaf er is.'
`Dat weet ik,' grinnikte hij. `Ik ben de fotograaf.'