< 1 pagina terugbladeren
Het werk om te weten wat leven is
's Nachts, toen je in mij was,
toen je de boom was die de nacht adem geeft,
inhaleerde ik. We lagen daar,
jouw mond tegen de mijne,
de adem die over en weer ging.
Ik zei: `Dit is de Amazone.
Ik wil donker worden als een jungle met jou,
om de talloze vogels te voeren,
om zuurstof aan te maken.'
We lagen samen, donkere wouden die het heelal voeden,
jij in mij ademend,
ik adem jouw adem, hou die vast, en zeg:
`Leven, Leven, Leven.'
Ik wilde een plant zijn.
Ik wilde lachen onder jou als gras,
wiegen en golven,
de frisse geur zijn,
zo gemeenzaam met jou zijn,
overal met jou zijn,
het kleine herbergen en onder je lijf zijn
toen je rolde daar waar ik was.
Ik wilde een dier zijn,
ik wilde janken,
de maantaal spreken,
bronstig met jou zijn terwijl de augustusmaan kantelde naar rondheid
en het bloed uit mijn lichaam stroomde.
Ik hield je penis vast die in me was gedoken
en nadien waren mijn handen rood van mijn eigen bloed,
ik wilde ons gezicht beschilderen,
onze monden donker maken,
het bloedteken over ons lichaam maken,
schrijven: `Leven, Leven, Leven,'
in de geile geur van je handen.
De hele dag droeg je het mee op je vingers
terwijl ik jouw ritme in mijn gezwollen kut droeg,
het regelmatige kloppen was als een hart.
Mijn lichaam had zich naar het jouwe gevormd,
opende en sloot zich.
Ik wilde de lichtvorm zijn,
de wind, het visioen zijn,
je verbranden als een ster,
je zwachtelen in storm,
de boom doen bezwijken.
Ik wilde in jouw witte water verdrinken
en waar je vingers tastten,
wilde ik elke porie horen uitroepen:
`Open, Open. Breek open!
Laat niets verborgen of gesloten blijven.'
Ik wilde alle heftige openingen zijn,
alle aardbevingen en lawines,
en het kalme,
alle ochtendstonden en schemeringen,
alle donkerblauwe tinten van mijn lichaam,
het sluiten en openen van licht.
Ik wilde de adem van de longen van het heelal zijn
en je mond met een tong van regen openen,
alle hoeken en scharnieren aanraken
en toen je bij me binnenging,
toen ik je hoorde roepen: `Bemin me, bemin me,
bemin me met je mond,'
wilde ik je binnengaan met alles nat en woest,
je binnengaan met adem
totdat jij ook uitriep
en uitriep en uitriep: `Leven, Leven, Leven.'
|