< 1 pagina terugbladeren
De afwateringssloot Het is laat in het voorjaar en we helpen vrienden een afwateringssloot te graven achter een van hun gebouwen. Aangezien ik nog nooit met een pikhouweel heb gewerkt duurt het even voor ik het evenwicht ervan, mijn zwaartepunt heb gevonden. Om de beurt hakken we en zeulen we het met water doordrenkte slijk weg. De aarde is rode klei, een beetje rubberachtig, en plakt in felle spetters aan onze huid en kleren. We strijken intiem langs elkaar heen als we elkaar in de nauwe doorgang tussen oever en gebouw passeren. Tijdens een pauze beginnen we te knuffelen. Ze gaat plassen in het blik op de veranda, komt terug, handschoenen in de zakken, ritst haar broek dicht. Wellustig wrijf ik mijn stevig ingepakte labia langs haar gebogen, schrap gezette dijbeen, streel harde tepels, schuif haar hemd in. Ze verandert van positie, doet mijn broek open, glijdt met haar hand naar binnen en omlaag, spreidt mijn benen. Mijn laarzen glijden uit in de modder. Ze verstevigt haar greep om mijn middel totdat ik mijn evenwicht heb hervonden. Ik zet een laars tegen de muur en druk me tegen haar aan, hongerig. Ze glijdt bij me naar binnen, begint me snel en hard te neuken, haar knokkels schuren langs mijn clitoris. Ik kronkel met mijn bovenlichaam, heen en weer, meer, meer. Ze fluistert aanmoedigingen: `ja, ja, schat, laat het maar komen.' Ik heb het gevoel dat ik alles in mijn bekken zuig: haar vingers, mijn labia en mijn aars. Ik houd mijn adem zo lang mogelijk in, hap naar lucht en houd mijn adem opnieuw in, bang dat ik deze spanning niet langer kan verdragen. Mijn hele wezen rolt zich op tot een harde bal, ergens rond mijn middel. Ze weet precies wat mijn meest gevoelige plekjes zijn en hoe ze die moet strelen. Ze merkt dat ik nu snel een hoogtepunt krijg, kijkt me lief aan en wrijft met haar duim over mijn clitoris. Ik doe mijn ogen weer dicht en wacht in die stille, holle ruimte totdat ik de vlammen vanachter mijn gesloten oogleden zie likken, mijn schouders voel krommen en dan schokken. Sidderend kom ik klaar en klaar. Langzaam keer ik terug, mijn armen om haar heen, nahijgend. De geur van zweet en liefde vermengt zich met de lucht van nat hout en zongedroogd gras. Ik kus en lik haar zoute hals, duw haar zachtjes tegen het gebouw aan, plant mijn laarzen steviger in de klei. We kussen lange tijd voordat ik op zoek ga naar haar natheid. Ze zucht als ik haar binnenga, mijn vinger even in haar houd en dan het sap eruit haal en op haar parel aanbreng. Kreunend beweegt ze haar hoofd heen en weer, trekt me dichterbij met die vlugge bekkenstoten die ik zo opwindend vind. Ik strek mijn vingers en wrijf ermee tussen haar kleine schaamlippen, ga met mijn gezicht en mond over haar wang. Haar knieën beginnen te knikken. Ik omklem haar been met het mijne, duw haar verder tegen het gebouw met mijn gewicht. Ze drukt haar venusheuvel hard tegen mijn vingers die snel en diep in haar stoten. O, wat is ze nat, zing ik in mezelf, ik zeg dat ze heel erg nat is. Ze wiegt heen en weer op mijn vingers, haalt dan mijn hand er weer uit. Ik keer terug naar haar anemoon, wrijf over het knopje en de schacht met glibberige zijdevingers, haal de haartjes uit elkaar. Haar hoofd achterover, keel vooruit, schouders trillend. Kleine sidderingen lopen door haar lijf, ze begint over haar hele lichaam te trillen. Ik ben vol van liefde voor haar, vol van verlangen haar te bevredigen. Ze beeft, lijkt dan uiteen te vallen om mijn gebogen, kronkelende vingers, haar vagina opent zich voor me, klemt zich om mijn knokkels met uitbarstingen die haar dijen samenknijpen. Die avond praatten we in haar huisje over onze liefdesmiddag, staan nog even stil bij onze favoriete momenten, warm en innig. Ik word weer geil, span mijn zware benen en sla mijn been om dat van haar. We masseren en praten en spelen totdat we alle twee weer klaar komen, met verkrampte vingers en tenen. We lachen en omhelzen elkaar, verbaasd over deze rivier van passie die onder ons stroomt, in ons aan de oppervlakte komt en ons meevoert, soms plotseling, zonder een waarschuwing te geven over de diepte en kracht die tot woeste schuimkoppen zullen oprijzen en weer verdwijnen, en ons van de wijs en uitgeput achterlaten. |