< 1 pagina terugbladeren
In die periode wachtte Soraya op iets. Ze wachtte op een mirakel. Ze wachtte op een metamorfose. Zij wachtte op de Messias. Ze wist zelf niet waarop ze wachtte. Bij het vallen van de avond liep zij door de straten met een nieuwsgierigheid, een mengeling van beklemming en verwachting, die je voelt als in het theater het doek opgaat. De lichtjes van de stad, de straatlantaarns, de schitterende etalages: alles scheen haar te lokken en tegelijk af te stoten. Op elk ogenblik, op elke straathoek, onder elke blik die de hare kruiste, had zij het gevoel dat zij rakelings voorbij een onzichtbaar en gloeiend centrum ging, dat vluchtig rond haar wervelde en plots verdween... Diep in de nacht kwam ze eindelijk uitgeput en met een leeg gevoel weer thuis. Parijs stelde haar teleur. Zij woonde er pas een paar maanden in een van die anonieme en lugubere blokken in de buurt van de porte d'Italie. Vroeger had ze er geen idee van hoe immens en koud grote steden waren. Haar enige metgezellen op deze woestijntocht waren twee onbekende mannen. De eerste keek elke avond door het venster toe hoe zij zich uitkleedde. In haar appartement op de twaalfde verdieping vond Soraya het fijn zich te laten bewonderen door de huurder van een flat tegenover de hare. Hij had een donkere huid, zijn bovenlijf was ontbloot en zonder zijn ogen van haar af te wenden bood hij haar zijn kloppende roede aan. Dan streelde zij haar donkere vacht voor hem, terwijl hij aan de andere kant van de straat vrijbewegingen maakte. Zij kromde haar lichaam met haar borsten en heupen in hetzelfde, eenzame ritme als de onbekende. Soms danste ze zelfs, met haar hoofd achterover en een felkleurige sjaal om haar heupen geknoopt. Zij kreeg geen orgasme; het wond haar op, dat was alles. Het was slechts een spel. Met de andere onbekende had ze een innigere, maar even obscure relatie. Hij belde haar elke ochtend op om 7 uur terwijl ze sliep. De eerste keer was per vergissing. Zij had niet snel genoeg opgehangen, en toen was het te laat: de mannenstem kleefde op haar lichaam. Of beter gezegd: leefde in haar lichaam. De woorden ontgingen haar. Het waren misschien banaliteiten. De stem alleen volstond. Het was geen gewone stem. Ten eerste scheen ze niet uit zijn keel voort te komen. En ze ging ook niet waar stemmen gewoonlijk heen gaan. Ze ging in elk geval niet naar haar oren. De mannenstem stroomde over haar schouders en armen, als een heerlijke honing die op haar buik, haar borsten en helemaal langs haar dijen droop tot ze heerlijk overvloedig in haar schoot gleed, in haar binnenste... Om deze betovering te bewaren wou Soraya niets over hem weten. En uiteindelijk stemde hij erin toe dat hij nooit zou proberen haar te ontmoeten... Zij kende alleen zijn voornaam: Paul. Zij wist ook dat hij subtiel en fijnzinnig was. Zo sprak hij haar alleen bij de voornaam aan en rukte zich pas af als hij voelde dat zij er klaar voor was. Dan werd zijn stem hees. Hij hijgde lichtjes. Hij behandelde haar een beetje ruw, gaf haar bevelen: 'Laat je zien. Kleed je uit. Neem een borst in je hand. Ja, goed zo, je bent zo mooi!' Soraya opende met geweld haar nachthemd, terwijl ze de hoorn tussen haar hoofd en schouder klemde. Haar parelwitte borsten sprongen tevoorschijn als twee bevrijde marmotjes, zij nam ze vol in de handen en, net zoals hij vroeg, plaagde de gezwollen topjes, kneedde ze vervolgens, bood ze aan... 'Doe je dijen uit elkaar; fluisterde Paul. 'Schuif een vinger in je geslacht, je lipjes zijn zó roze, zó exquis, ik zie ze voor me, het maakt me hongerig, dorstig, ik drink je, ik lik je, ik proef je, ik zuig je in mij, ik neem je in me op, door alle poriën van mijn huid, met mijn tong, met mijn hoofd, met mijn roede, met mijn vingers overal op je lichaam. Voel je me, mijn liefste, voel je mij zoals ik jou voel?' Het was stom. Het was absurd. Maar het werkte. Ja, ze voelde hem, ja, ze voelde zijn vlammende verlangen, ja, hij was hier, dicht bij haar, op haar, in haar, zij rolden ineengestrengeld over de vloer, verzonken in elkaar en verslonden elkaar wanhopig tot alles in het niets verdween. Dan was Soraya weer helemaal alleen, leeg in haar bed. Tussen haar benen troonde de telefoon. 'De hele zaak is belachelijk; dacht ze, maar Paul hing niet op; hij liefkoosde haar met woorden. 'Je bent geweldig, ik luister graag naar je kreten. Je hebt een heerlijk orgasme gehad.' Hij was werkelijk een volmaakte minnaar. Zij had recht op de volledige opvoering, zelfs op een teder naspel! Maar ook al lachte ze erom, eigenlijk genoot ze ervan. Overdag dacht zij niet meer aan Paul, noch aan die ogenblikken. Zij schreef brieven aan haar ouders in Iran. Tegen de middag wandelde zij langs de Seine en de stad begon gelijkenis te vertonen met het droombeeld dat ze zich als kind ervan gevormd had. Zij dacht terug aan haar tante Leila, die door de familie 'het buitenbeentje' werd genoemd, Leila en haar onbeschaamdheid, Leila en haar schaterende lach, Leila en haar sensuele jurken... Had Soraya de drang naar vrijheid en het onbekende niet van haar?... Maar Soraya weerhield zich van dromen, om zo het heden intenser te beleven. Zij had haar parttime baantje in een minuscuul boekenwinkeltje in de rue SaintJacques. Zij volgde colleges Chinees, Engels en literatuur aan de Sorbonne. Zij ontmoette studenten en professoren; wandelde door de straten, bleef hier en daar even staan; bestelde paris-beurres en petits crèmes" in rokerige en luidruchtige cafés. Paul bestond niet. Hij had geen lichaam, geen gezicht. Hij was niets dan een zucht in haar hoofd. Toch was hij gedurende dit hele jaar de plaatsvervanger van haar vader, broer, vriend, minnaar, vertrouwensman, en zelfs haar psychoanaliticus. Want momenteel was hij diegene die luisterde. Zodra de telefoon rinkelde, nam Soraya zonder op te staan de hoorn van de haak, klemde hem tegen haar oor, trok het laken over het hoofd en sliep weer in. 'Slaap, Soraya, slaap...: fluisterde Paul. 'Ik luister graag naar je ademhaling, ik hoor je graag slapen..: en hij liet de stilte over hen neerdalen. Hij paste zijn ademhaling aan de hare aan. Toen begon Soraya uit de diepte van haar slaap heel zachtjes te praten. Zij vertelde hem haar angsten, haar dromen en haar gedachten, door associatie van ideeën, als onder hypnose, ze was zich niet langer bewust van haar plaats in de wereld, ze wist zelfs niet wat ze zei. Wanneer zij nadien vrijden, was de ervaring sterker, vreemder. 'Kleed je uit, Soraya.' Deze woorden, deze eenvoudige woorden, waren voldoende voor haar om onmiddellijk in trance te geraken. Op haar borst en buik parelden zweetdruppeltjes. Haar wangen werden vuurrood. Zij ontblootte zich, het geslacht open, heerlijke schokken overweldigden haar. En ze wachtte, haar zwarte haren golfden over haar borsten. Ze wachtte totdat hij haar zou meesleuren in zijn woordenstroom. Ze verwachtte dat de wereld zou uiteenspatten en zich volkomen zou oplossen. 'Spreid je benen.' 'Doe je lippen van elkaar...' Haar clitoris toonde een fier rechtopstaand rozenknopje dat blonk door een glanzend vocht. 'Kom klaar, nu; zei hij. 'Gooi alle remmen los, geef je helemaal.' Soraya was in uiterste extase. Zij kronkelde zich in alle richtingen. Zij verbeeldde zich Pauls lid en zijn lijf. Zij dronk de stem als een soort duivels drankje. Zij zag voor zich hoe zij op hem toeliep met wiegende pasjes, slangachtig als een buikdanseres. Zij wrong zich in bochten om hem heen, zoals een uitgerolde fluwelen rups. Zij likte hem, verorberde hem, verslond hem, liet hem los, pakte hem weer vast, slingerde haar benen om hem heen, bedolf hem onder haar lokken, kussen, strelingen, gezwollen en bedelende borsten, met het indiscrete vocht van haar passie, en dit alles stroomde over hem heen als een onweersbui, maar hij wilde haar niet nemen, nee, haar nemen deed hij niet, hij gaf haar alleen zijn adem, zijn woorden, zijn oneindig luisterende oor, zijn tong. Oh zijn tong! zijn vurige, ijskoude tong, wat een mirakel, wat een geweldige uitvinding, wat een geniale vondst, zij glijdt, zij kronkelt, zij spartelt, zij krult, zij beweegt als een aal, lang en bekoorlijk, en doet Soraya koortsachtig gloeien, en zet haar in vuur en vlam... Aan de Sorbonne volgde Soraya het liefst de cursus over negentiende-eeuwse dichters. Professor Herrmann was een bars maar briljant man. Zijn analyses brachten momenten van indrukwekkende helderheid voort. Hij had een brede nek, een doordringende blik, dikke lippen en hij ijsbeerde door de klas terwijl hij luidop een tekst voorlas, om hem vervolgens te ontleden. Wanneer hij zichzelf onderbrak, was dat om een vraag af te vuren. In zijn lessen waren de studenten tot het uiterste gespannen en aandachtig. Zij durfden zich niet te bewegen, noch elkaar aan te kijken, uit angst om ruw ondervraagd te worden. Die namiddag behandelde professor Herrmann Rimbauds "Een seizoen in de hel" maar Soraya luisterde niet. De zinnen wervelden door haar hoofd en verwaterden als een kleurloze vloeistof. Zij staarde dromerig naar het rode gebladerte van een boom en krabbelde toen gezichten op haar blad. Welk van die gezichten zou dat van Paul kunnen zijn? Hoe zou deze man er eigenlijk uitzien? Ze dacht niet meer te kunnen leven met dit spook in haar. Zij moest hem aanraken, hem kwijtraken, hem ontmoeten, hem ontwijden. Zij had dringend behoefte aan deze verzengende hitte van zweet en huid waarbij je je in elkaar verstrengelt in een lijfelijk gevecht, en wat dan nog als het op een fiasco zou uitlopen... Vanavond... Ze hoorde haar naam en werd uit haar overpeinzingen gerukt. 'Juffrouw Soraya Sün; riep de professor met een warme buiging in zijn stem, 'wat betekent voor u "Ik zag goud - en kon niet drinken"?, Soraya keek op en zag hoe zijn dikke lippen het woord 'drinken' vormden. 'Goud kun je onmogelijk drinken; stamelde ze, terwijl ze recht op haar stoel ging zitten en zich het gedicht probeerde te herinneren. Professor Herrmann haalde de schouders op en keek rond op zoek naar een bevredigender antwoord. Maar zij vervolgde: 'Dat betekent dat de totale bevrediging, de vervolmaking niet bestaat, het is onmogelijk, dat is niet voor ons weggelegd, het betekent in elk geval dat Rimbaud op de grens gebleven is van iets prachtigs zonder dat hij het ooit kon bereiken, en dat we niet in staat zijn, zolang we bestaan, al het licht dat we in onze buik voelen, uit te stralen: Soraya was rood en buiten adem. Ze had achter elkaar gesproken. Professor Herrmann keek haar verrast aan. De andere studenten deden hetzelfde. De stilte duurde een eeuwigheid. Ze had wel willen verdwijnen, in de grond willen kruipen. De professor ging verder met praten en alles ging weer zijn normale gang, toen zij plotseling duizelig werd. Maar ze herstelde zich snel. Dat overkwam haar vaker de laatste tijd. Zij werd beslist te gevoelig. Dat was te wijten aan de toestand van permanent verlangen waarin zij leefde. Vanaf nu was zij betoverd. Het verlangen en de stem van Paul achtervolgden haar waar ze ook ging. Dag en nacht was ze opgewonden, onafgebroken. Zij droomde weg; om niets kreeg zij tranen in de ogen en welden sappen uit haar geslacht en ze kon al flauwvallen door te denken aan de zon die door een glasgordijn priemt. Na de les propte Soraya haar boeken en haar papieren in haar tas om zo snel mogelijk te vertrekken. Toen zag ze professor Herrmann naast haar staan. 'Gaat het, juffrouw?' vroeg hij. Hij legde zijn rechterhand op tafel. 'Jaja: antwoordde zij met een dun stemmetje, 'heel goed, dank u.' Hij bleef onbeweeglijk voor haar staan. Hij leek iets te willen zeggen, maar hij wendde zich af naar het venster en bleef strak in die richting kijken. Soraya deed een stapje achterwaarts, bedankte nogmaals, trok haar jas aan en liep gauw naar buiten. Zij mepte de deur van haar studio dicht, gooide haar schoenen uit, trok haar T-shirt en kousen uit, en ging hijgend liggen. Zij dacht aan het klaslokaal, aan de warmtegolven die zich daar verspreidden. Ineens merkte ze dat de man van de overkant er was. Zij stond weer op en sloot geïrriteerd de blinden. Haar voyeur, ze haatte hem nu, omdat hij alleen maar wou kijken; hij was tevreden met deze eenzame zelfbevrediging... Als Paul maar niet op hem leek. Als hij zijn tweelingbroer maar niet was: hoe noem je dat? een entendeur? Zij nam de hoorn van de telefoon en voor het eerst sinds zij hem kende, belde ze hem op. Hij probeerde haar niet te ontwijken, integendeel: hij maakte een afspraakje voor vrijdagavond. Vier dagen wachten! Het was pas maandag. Nog nooit had Soraya zo'n groot liefdesverlangen ervaren en tegelijkertijd zo'n diepe eenzaamheid gevoeld. De vier volgende dagen popelde zij van ongeduld. Vier dagen van intense vervoering. Vier dagen om zonder ophouden te fantaseren welk lichaam, welk gezicht hij had. Vier dagen om geparfumeerde baden te nemen, haar huid in te smeren met nieuwe oliën, om zorgvuldig haar knieen, ellebogen en voetzolen te verzorgen, haar haren en haar dons te doen glanzen, haar nagels te lakken en haar tepels roze te kleuren, om zesendertig pakjes te passen die als gegoten zaten rond haar uitdagend gewelfde vormen... Op de dag en het uur van de afspraak zat Soraya fris gewassen, piekfijn gekapt, stralend op een stoel te wachten, zo stijf als een Barbiepop. Plots veerde ze op: nee, het ging niet, zij zou oog in oog komen te staan met een volslagen onbekende in dit koude licht. Ze verwachtte te veel van deze ontmoeting, het zou zeker op een catastrofe uitlopen... Zijn mannenlijf zou te overweldigend zijn, zijn aanwezigheid te brutaal. En wat ging ze dan tegen hem zeggen? 'Doe,het licht uit, alstublieft, en spreek, spreek zonder op te houden, zeg om het even wat, laat uw lichaam in de vestiaire en geef me alleen uw stem, het is uw stem die ik aanbid, uw naakte stem, zonder iets eromheen, zonder huid of haar.' Of hij was degene die moeilijk te bevredigen zou zijn. Hij zou binnenkomen, haar kameraadschappelijk op de wang kussen en zich voor de tv neerzetten... Ten slotte koos Soraya voor het mysterie. Zij liet de deur op een kier staan, doofde alle lampen en wachtte helemaal naakt in het donker. Een opwindende schrik deed haar hart en haar slapen bonzen. Ze zei tot zichzelf: terwijl ik slaap, komt hij geruisloos binnen... Zoals elke ochtend aan de telefoon dringt hij zachtjes mijn slaap en mijn lichaam binnen... Maar op een gegeven ogenblik vermande Soraya zich, kleedde zich aan en haastte zich naar buiten. Een kracht dwong haar ertoe. Urenlang liep zij kriskras door de stad. Vervolgens ging zij naar de oever van de Seine en zeeg neer op een bank. Haar vingers waren bevroren. Het zwarte water glinsterde. Toen dacht ze terug aan het gezicht van professor Herrmann, met zijn sombere blik en zijn dikke lippen, en aan het bewuste vers van Rimbaud: 'Ik zag goud - en kon niet drinken van het wenen: ... En zij was ervan overtuigd dat ze op een dag de lippen en de stem in zich zou kunnen verenigen. |