< 1 pagina terugbladeren
De Purperen Vrouw woont aan de overkant van de brug. Een keer per jaar verwisselt zij haar jurk voor een mantel. Niet omdat ze het die dag koud heeft. Ze is naakt en begeeft zich naar haar minnaar aan de andere kant van de brug. Bij het oversteken vanochtend vermijdt ze op de schaduw één meter voor haar te stappen. Drie keer heeft de stokoude eierverkoopster haar uit het Volksziekenhuis zien terugkomen. 'Vandaag, vertelt Nai Nai terwijl ze een eierschaal breekt, is ze niet weggegaan, ze heeft geschreeuwd, ze heeft voor zich uit geschreeuwd, over het havenwater. Maar zoals elk jaar is de mijnheer wel gekomen. Ze heeft in 1976 haar ouders verloren, "de hondenscheten", zeiden de rode gardisten! Dat neemt niet weg dat zij het bordeel sinds 1948 uitgebaat hebben en dat ik mijn rijst verdiende. De eigenaars waren er nooit, maar dat gaf geen problemen. Hun kind is in de purperen kamer hier vlak naast geboren, mevrouw is speciaal om te bevallen naar haar bordeel gekomen: Nai Nai geeft me het zwarte binnenste van een ei. Ze ziet erop toe dat ik het geheel verorber en wijst me met het uiteinde van haar klauw een houten huis zonder verdieping aan. 'Daar, zie je, voor het ziekenhuis. Dat bestond toen niet, de regering wilde niets weten van abortus of anticonceptie. In '60 moest het Volksleger de wereld veroveren! Toen de burgemeester in '76 het bordeel sloot, is alleen het prinsesje achtergebleven. Haar ouders werden naar Mongolië gedeporteerd en hun vliegtuig is neergestort.' De Purperen Vrouw hangt dode vissen vast aan de papieren vensters. Met wierookstof schrijft zij de voornaam op van een kind dat zij verloren heeft. De bankbedienden komen uit hun kantoor en verdringen elkaar rond mij om mijn dollars te wisselen. Mijn ogen boezemen de vrouwen wantrouwen in, want ik ben een halfbloed. Een fietsenbewaarder opent zijn gulp en haalt een bundel van 1000 juan te voorschijn. Een ambtenaar van het gemeentehuis die paartjes boetes geeft omdat ze in openbare parken vrijen, biedt meer. Een kerel strijkt mijn dollars op, trekt er één uit zijn broekriem en spuwt erop. In het voorbijgaan plakt hij het aan het raam van de Purperen Vrouw. Nai Nai schikt de niet verkochte eieren in een kom en gaat onder een bamboeafdak liggen. De aanhangborden van de hotels, de welkomstboodschappen voor de bezoekers verlichten het gebouw zonder verdieping. De oude Ye Ye raapt een laatste peuk van de brug op, zijn dag zit erop en hij zet zijn witte gemeentewerkersmuts af. 'Weet u dat zij een keer geprobeerd heeft zich te verdrinken! Naar het schijnt omdat de weduwe zelfmoord gepleegd had. Hé! Je bent te jong om haar moeder gekend te hebben, maar ik mag doodvallen als ze niet dezelfde melkfabrieken hebben. Eén ding staat vast, de dag nadat de weduwe de pijp was uitgegaan, is ze niet zoals gewoonlijk naar het ziekenhuis gegaan. Met opkomend tij was het, dat ze voor de laatste keer haar wipwerk ten beste wilde geven. Arm kind, ik ben er zeker van dat het kwam doordat ze het wilde houden. Ze heeft zich erin gegooid. Helemaal naakt is zij van de brug gesprongen. Eerst zag ik de jas op de grond. Nee, het is niet de jas van mijnheer! Het is de jas van haar vader, de baas van het bordeel. Hij is erin gestorven, vermoord door een bende conservatieve taoïsten. Ze hebben zelfs zijn klokkenspel met rijst opgevreten. Welnu, ik zag de jas zonder het meisje en haar melkfabriek die tien meter lager ronddreven. Ik dook. Zij proestte en ik zwom naar de kant terwijl ik haar meetrok aan alles wat uitstak. Ze gaf me een rood kaartje met de naam van een van de kinderen die ze verloren had: Ye Ye haalde het kaartje uit zijn zak. Ik las mijn naam erop. 'Ik vroeg haar of ze niet liever deed zoals de pad die op de regen wacht. Ze schreeuwde iets in een andere taal en ik ben vertrokken. Woorden die ik niet versta, daar word ik bijgelovig van.' De lampen van een vrachtwagen doen de ingang van het ziekenhuis in licht baden. Verplegers laden een urn op de aanhangwagen. De Purperen Vrouw volgt hen en strooit rode papiertjes rond. De chauffeur gaat achter het stuur zitten en wist confetti van zijn voorhoofd. De verplegers sluiten de poort weer. Ik loop de vrachtwagen achtena en zwaai met mijn dollars. De chauffeur stopt. 'Wat zit er in de urn?' 'Verkoolde embryo's.' 'De Purperen Vrouw?' 'Ja, nu is het afgelopen, ze hebben haar eierstokken met breinaalden doorboord: Ik hoor luidsprekers de dood van de president afkondigen. In de straat zet iedereen de radio aan. De eerste minister vergist zich, net als in 1976, en van emotie meldt hij mijn overlijden. Het enige wat overblijft, is de nacht. Ik klop aan. Achter het 25 centimeter dikke hout verschuift de ijzeren grendel. De Purperen Vrouw bekijkt mijn jas en steekt haar hand in mijn zak. Ze leest: 'Verslag over de zaak van de Purperen Vrouw. Heeft één betrekking gehad met president T. op 07.07.77. Heeft drie seksuele betrekkingen gehad met ambassadeur N. op 07.07.78. Heeft één seksuele betrekking gehad met senator W. op 07.07.79. De daaropvolgende verhoudingen tot vandaag zijn van geen enkel belang voor de toekomst van het land. Bij de dood van onze president zal een van de drie kinderen die uit de eerste drie verhoudingen zijn voortgekomen, hem opvolgen: Mijn moeder stopte het papier weer in de zak van mijn jas en trok een tiental groene briefjes uit haar beha. 'Heeft abortus gepleegd op 08.07.77: 'Heeft abortus gepleegd op 08.07.78: 'Heeft abortus gepleegd op 08.07.79: Ze hield een kaars bij een lijst aan de muur. 'Het diploma van Erkentelijkheid werd uitgereikt aan juffrouw Mao Tian Mei, ook wel de Purperen Vrouw genoemd, door het ministerie van Gezinsplanning: Ze trok mijn jas uit. Ze kleedde zich uit en spreidde haar dijen. Ze verstrengelde mijn haar met de haartjes van mijn geslacht. Ik vraag wie mijn vader is. Mijn moeder begint te vertellen. 'Ze hebben mijn eerste drie kindjes afgepakt. Die speculum-ondingen konden de oesterpis van een president, een senator en een ambassadeur toch niet vermengen. Ik herinner me die mannen nog goed, ze droegen dezelfde jas. Een korpswachter zette een opname aan van de Redevoering over de tegenstellingen binnen het volk. Zodra ik zijn stem hoorde, tastte ik onder de jas en het geel geverfde geslacht deed een knoop springen. Kijk eens naar de jas, hij had negen knopen. Er blijft geen enkele over. Ai! Slechts een van die mannen heeft de twee sfinxvrouwtjes van de beroemde perenboom van Shanghaï opgeëist. Ha! Ja, hij had niet de Stille Oceaan overgestoken om alleen maar een oude soldaten overjas aan te trekken. Ze haalden mijn moeder uit de gevangenis. Eén uur lang. Ze strekte zich op het bed uit. Ik ging op haar zitten, met mijn rug naar haar toe. Twee volle manen boden zich aan de komeet aan. Mijn moeder draaide zich om en wees met haar vinger naar de nieuwe maan. Die dag werd ik dus niet zwanger en jouw grootmoeder heeft bij haar terugkeer in de gevangenis zelfmoord gepleegd.' Zij slaat de jas zonder knopen om ons heen. 'Toen ik klein was, was mijn vader een groot krijger, hij heerste over China en wou onsterfelijk worden. Om me ' s avonds in slaap te wiegen, wikkelde hij me in zijn jas en vertelde hij me het verhaal van de Ossendrijver en het Naaistertje.' Mijn moeder wiegde me in de jas en zong: Het Naaistertje verwondt haar vingers De stof is dik Het Naaistertje prikt in haar vingers De naald is fijn Het Naaistertje naait de jas van de Keizer Ze naait geen muts voor de Ossendrijver De Ossendrijver is te ver weg Er blijft zo weinig tijd over De Ossendrijver is zo charmant Er blijft zo veel garen over De Keizer is tevreden De jas van het Naaistertje is voltooid De Keizer is edelmoedig De Ossendrijver en het Naaistertje mogen trouwen De jas van het Naaistertje is versleten ' Het Naaistertje heeft geen hand meer voor de naald Het Naaistertje heeft alleen nog oog voor de Ossendrijver De Keizer is vertoornd De Keizer is almachtig De Ossendrijver wordt naar het westen van de Melkweg verbannen Het Naaistertje wordt naar het oosten van de Melkweg verbannen Eenmaal per jaar trekt de Keizer zijn jas aan Op de zevende dag van de zevende maand En de Ossendrijver en het Naaistertje worden verenigd Al twintig jaar loop ik arm in arm met mijn moeder. Als we voorbijkomen keert het oudje Nai Nai ons de rug toe en gooit de pot eieren in de haven. Vrachtwagens en gemotoriseerde driewielers vernielen het geraamte van de brug. De schuiten vervoeren nieuwe vlaggen en mijn verjongde portretten. Ye Ye biedt me geen sigaret aan. Hij loopt achter ons, met zijn gezicht in het stof, zwaait het rode kaartje heen en weer. De soldaat tilt zijn hielen op en maakt een kwart draai voor hij weer onder zijn parasol gaat staan. Met ogen die eerbiedig halfgesloten zijn, salueert hij naar ons. Nog een kwart draai en zijn hielen raken de bulten in het asfalt en geklak weerklinkt. |