< 1 pagina terugbladeren
New York verandert snel, dat is algemeen bekend. Een Parijzenaar had me Nachtschone, zijn toneelvoorstelling, aanbevolen en hij had me er het exacte adres van gegeven. Voor alle zekerheid vond ik het echter beter zijn inlichtingen ter plaatse te verifiëren. Het was een gewoon gebouw in de 18de straat, in een onaanzienlijke buurt. En als er in de hal, tussen alle plaatjes die kantoren aanduidden, niet het kleinere plaatje, 'Nachtschone, lOth floot', gestaan had, zou ik gedacht hebben dat ik me vergist had. De lift komt rechtstreeks uit op iets wat, voor zover ik kan zien, lijkt op een appartement. Ik moet eigenlijk zeggen zóu rechtstreeks uitkomen, want zodra de deur naar de overloop wegschuift, zie ik dat de toegang versperd is door een stevig smeedijzeren hek met elegante voluten, in de stijl die in Louisiana veel voorkomt en 'spanish lace' heet. Het hek is met een stevig hangslot afgesloten: ongewenste bezoekers worden klaarblijkelijk gevreesd (ik kom echter op een heel redelijk tijdstip, midden in de namiddag). Waarschijnlijk gewaarschuwd door het geluid van de lift die naar boven komt, staat daar een jonge vrouw achter het hek te wachten. En de dialoog ontwikkelt zich, zij achter het hek, terwijl ik voortdurend de knop ingedrukt houd om de liftdeur open te houden, want geen moment maakt zij aanstalten om me binnen te laten. Een andere jonge vrouw komt in het voorbijgaan even een kijkje nemen en verdwijnt dan, onverschillig, zonder een woord te zeggen. Ik vraag de tijdstippen van de voorstellingen in mijn onzekere Amerikaans met een sterk Frans accent waardoor een derde vrouw opduikt die me daarop in het Frans de gewenste inlichtingen verstrekt. Eigenaardig, ze wil weten wat ik in New York kom doen, wat ik in Parijs doe. Ze vertelt me dat ze Française is. Zo'n dertig jaar, bruin, rank, ik vind haar tamelijk knap. Als ik de liftdeur weer laat dichtgaan, voegt zij eraan toe: 'Kom op tijd vrijdag, het zal druk zijn.' De volgende vrijdag is het hek verdwenen. Ik ga binnen in een appartement waarvan het hoofdvertrek in de gauwigheid getransformeerd is tot een soort cafétheater. Er is een klein toneeltje opgesteld met podium en doek, en daarvoor meerdere rijen banken waar een vijftigtal toeschouwers, voornamelijk mannen, zo dicht mogelijk opeengepakt zitten. Als ik aankom, te laat zoals gewoonlijk, is de voorstelling begonnen. Ik schuif discreet naar de bank achteraan, waar nog één of twee plaatsen vrij zijn, juist naast een ronde klaptafel waarop een paar schotels droge koekjes en een stapel geparaffineerde kartonnen bekertjes staan. Op het verlichte toneel herken ik de Française. Ze is zwaar opgemaakt, heeft blote schouders en armen, draagt een nauwsluitende, met glanzend vinyl dichtgeregen jas, die met smalle jarretelles de strak zittende lieslaarzen ophoudt, en met de karwats in de hand ranselt ze een ontklede man af. Hij zit met zijn rug naar het publiek geknield en zijn gezicht is alleen zichtbaar in de weerkaatsing van het spiegelglas dat de achterwand van het toneel vormt. Dit gezicht is uitdrukkingloos, of beter gezegd ik zit te ver weg om zeker te weten of het iets uitdrukt of niet. Het is een jong en blond gezicht. Wanneer de Française hem naar het publiek toedraait, zie ik dat het ook een slank lichaam is, zonder te veel spieren of haartjes, werkelijk innemend. Met lederen polsbanden bindt zij zijn polsen aan een stalen ketting die zij aanspant via een systeem van katrollen die aan een houten stutbalk bevestigd zijn en een hendel waaraan zij draait naarmate het lichaam uitgerekt wordt; de armen zijn gestrekt en boven het hoofd samengebonden. Als ze stopt, sta ik op om te zien of hij zover uitgerekt is dat hij slechts op zijn tenen staat. Nee, zijn hielen zijn zelfs niet van de grond getild. Jammer! Ze begint hem weer af te ranselen, op een grotere afstand, met een woest uiterlijk dat overdreven is gezien de kracht van de slagen, die mij niet zo heftig lijken. De man heeft het begin van een erectie en bijt op zijn lippen, wat de altijd teleurstellende verdenking afwendt van pure namaak. Ze heeft een vaste hand, grootse geste, koele blik, harde mond, rode lippen. Dat past bij de rol van 'meesteres' die zij voor zichzelf uitgekozen heeft en waaraan zij zo nauwgezet vasthoudt dat ze gemakkelijk bij de bende spinvrouwen, tijgervrouwen, haar zusters die barones Steel geschetst heeft, thuis kon horen. Haar partner in de onderworpen rol past niet minder in het ideaalbeeld. Wanneer ze hem uiteindelijk losmaakt en het lichte theaterdoek valt, geeft het publiek een luid applaus. Gaat het niet om theater? Het onderwerp van dit eerste nummertje was, zonder twijfel, de zweep. Het tweede is 'bondage' (in de speciale kleine advertenties afgekort met BID) of, in het Nederlands, 'kneveling'. Een jonge vrouw die thuiskomt, betrapt een boef die in haar studio aan het inbreken is. Hij stort zich op haar, overmeestert haar zonder al te veel moeite, na een kort gevecht waarin de twee panden van haar doorzichtige blouse die juist over haar borsten gekruist waren, van elkaar schuiven. (Ze draagt geen beha.) Om zijn werk in alle rust voort te zetten doet hij haar een prop in de mond, dwingt haar op een stoel te gaan zitten, waarop hij haar met haar benen open begint vast te binden, met een touw dat hij gelukkig naast de stoelpoot gevonden heeft. Hij bindt haar stevig vast door het touw in alle richtingen telkens weer om haar heen te trekken, veel meer dan zijn verlangen om ongehinderd de laden verder te doorzoeken rechtvaardigt, temeer omdat het meisje zodra ze geboeid is, haar verzet opgegeven heeft (te snel, vind ik). Overigens interesseert niemand zich meer voor het vervolg van de inbraak: de inbreker net zo min als de anderen. Hij gaat een laatste maal na of de jonge vrouw machteloos is, door zijn vingers tussen haar borsten en het koord te steken, daarna tussen de dijen, die zij vruchteloos weer probeert dicht te doen. Zodra hij daarop een paar passen achteruit doet, om zijn werk te keuren, valt het doek. En het publiek applaudisseert luid. Zo volgen de nummertjes elkaar op en tonen opeenvolgend gevallen van de bekendste sadomasochistische figuren. Na de 'bondage' komen de 'sadistische lesbiennes', dan 'de fetisjistische schoenenverkoper' , enzovoort. Telkens als het doek valt, applaudisseert het publiek tevreden. Maar îk ben niet tevreden: naarmate het programma vordert, zijn de komediestukjes minder en minder overtuigend. De twee lesbiennes, van wie alleen de jeugd in hun voordeel spreekt, lijken op lieve meisjes die je kleren geleend zou hebben waarvan ze nog niet eens wisten hoe ze die moesten aantrekken. Het stukje van de schoenenverkoper wordt in het belachelijke getrokken. De Française (het is haar tweede optreden), in vormelijk mantelpak, met handschoenen en hoed, past enkele paren laarzen aan bij een fetisjistische schoenenverkoper, die opzettelijk de ene na de andere stommiteit begaat. Hij laat zich mishandelen door de boze klant, die hem stampt. Hij geniet ervan. Hij geeft dat terzijde aan het publiek te kennen door knipoogjes vergezeld van obscene gebaren. Het publiek, dat al vrolijk is, begint luidop te lachen. Aangezien ik niet tegen grappen kan en de onbeschaafde ontnuchtering die daarmee gepaard gaat, raak ik hoe langer hoe ontstemder. Als de reeks afgelopen is, komen de acteurs en actrices steeds weer het publiek groeten, dat beslist voldaan is. Ik sta op om te vertrekken, als een van de actrices naar voren komt en iets aankondigt dat lijkt op een uitnodiging voor de toeschouwers om op het toneel te klimmen en gebruik te maken van hun diensten en accessoires die gedurende een paar minuten kosteloos tot hun beschikking staan. Een jonge euraziër springt op het podium, fluistert enkele woorden tegen de actrice, trekt energiek zijn broek naar beneden, gaat op de stoel liggen (alleen zijn buik kan op de te smalle stoel rusten, zijn armen en hoofd hangen in de lucht). De actrice van de aankondiging, ze is jong, gevuld, zonder sierlijkheid, begint hem op zijn billen te meppen. Ze doet het zo zwak, dat je eerder zou denken dat ze hem een reeks vriendelijke klopjes geeft. Ik vraag me af of ze niet enkele aanwijzingen nodig heeft... Ik heb geen tijd om deze vraag te beantwoorden, want de jonge euraziër is alweer opgestaan, komt onverstoorbaar van het podium af, gaat onder applaus weer op zijn bank zitten en op de eerste rij staat de vrouw vlak naast hem op, een 'knappe blondine' die snel zijn plaats op het podium inneemt, de jonge mep ster overmeestert, haar op de stoel legt, haar vastberaden begint af te rammelen, alsof ook zij het nodig achtte haar voor te doen hoe zoiets aan te pakken, maar rechtstreeks, zonder de omweg van raadgevingen. Als ze onderbroken wordt door een van de acteurs die vond dat hij haar moest kalmeren, keert ze terug naar haar bank; in plaats van weer te gaan zitten, blijft ze staan, maakt kalm één voor één de knopen van haar ivoorkleurige zijden lijfje los, trekt het uit, haakt dan haar rechte rok van donkerrode wol los. Zij geeft alles aan haar andere buurman, een man die ik tussen de hoofden ontdek, een witharige man die duidelijk ouder is dan zij. Dan verschijnt zij in een zwartleren beha en in een kuisheidsgordel uit hetzelfde zwarte leer, die met een klein verguld hangslotje afgesloten is. Ik ben niet zeker van de beha (het was misschien een corselet) maar wel van de kuisheidsgordel waarvan het slot een licht gerinkel voortbrengt als zij ernstig, nog steeds even kalm, op het podium klimt, gevolgd door de man met witte haren. Zij steekt hem haar polsen toe zodat hij die in de lederen armbanden snoert die aan het uiteinde van de ketting hangen. Zoals de Française in het begin van de voorstelling draait hij aan de hendel en de ketting wordt strakker, korter terwijl de middeleeuwse machinerie kraakt. De vrouw hangt aan haar armen, op haar tenen, in een traditionele maar verleidelijke houding (en zelfs opwindend, als tenminste de boeien correct aangebracht zijn en onder andere vermijden dat de touwen in haar lichaam snijden en haar verwonden.) De man gaat handig te werk, alsof het niet de eerste keer is dat hij dit apparaat gebruikt. Zijn het 'echte toeschouwers'? Zou de man in plaats van echtgenoot of minnaar niet eerder een handlanger zijn in een verrassingsact die op het einde van het programma voorzien is voor de liefhebbers van toegiften? Een toegift die in elk geval niet dreigt te vervelen, want na enkele louter vormelijke zweepslagen maakt de man haar los en ze gaan allebei als gewone toeschouwers weer op hun plaats zitten, tussen diegenen die alleen toegekeken hebben en die natuurlijk applaudisseren. Aangezien niemand zich aanbiedt om hen op te volgen, blijft er niets anders over dan een 'glaasje' te drinken, een sangria (wat de droge koekjes en de bekertjes naast mij verklaart), het laatste van de gratis versnaperingen aangeboden door het huis voordat iedereen vertrekt. Zodra de toneelspots doven, wordt de sangria in een grote slakom binnengebracht. De acteurs vullen de bekertjes, delen ze rond aan de toeschouwers, die zich intussen om de ronde tafel heen geschaard hebben. Daar, in de gezelligheid van de samen gedronken sangria, worden commentaar, adressen, telefoonnummers uitgewisseld. De Française, die haar indrukwekkende toneelkostuum omgeruild heeft voor een discreet jurkje, vraagt me of ik 'het goed vond'. Ik pruil: zij wel, zij is goed, maar de anderen...! Zij geeft het toe. Als ik haar uitvraag over het knappe blondje en de man met de witte haren, verzekert ze me dat het niet om handlangers gaat, maar om een koppel dat af en toe een vertoning komt geven, altijd op dezelfde manier, op het einde van de voorstelling. Ze vraagt me uit over 'wat er in Parijs gebeurt', de adressen van modeontwerpers die gespecialiseerd zijn in lederen kleding, enzovoort (zij denkt vast en zeker en ondanks mijn ontkenningen dat ik een specialist ben die komt kijken 'wat gebruikelijk is' in New York). Marianne (zij heet Marianne) onderbreekt abrupt de conversatie want ze moet, zegt ze, met een klant gaan praten. Het is laat: ik maak van de gelegenheid gebruik om ertussenuit te knijpen. Als ik alleen ben in de vochtige nacht, vraag ik me af wat de benaming klant precies betekent; tijdens de taxirit die me weer downtown voert, beleef ik de avond opnieuw. In het nieuwe, scherpe licht van dit woord 'klant' dat me niet loslaat, heeft het er alle schijn van dat hij helemaal in elkaar is gezet als een verraderlijke valstrik die je overkomt zonder dat je er erg in hebt. Vanuit dit standpunt is het toneelstuk inderdaad evengoed een verzameling illustratieve komediestukjes waaruit je je keuze kunt maken, de deelname van het publiek een aansporing om te proeven van de kundigheid van de uitvoerders, van het genoegen van de accessoires, het 'glaasje' een manier om het de meest verlegen mensen in de informele gezelligheid van het buffet en de euforie van de samen gebruikte alcohol gemakkelijker te maken: de aanhef (was het jurkje van Marianne, hoe bescheiden ook, niet een beetje 'toegankelijk'?) en de stoutmoedige beslissing om een afspraakje te vragen. En ongemerkt, zonder dat je het beseft, ben je een klant geworden, misschien zelfs de ideale: een regelmatige klant. Ik herinner mij het hek twee dagen ervoor, het verbaasde, wantrouwige meisje, het heen en weer geloop, Marianne midden in de namiddag, het hek met ijzeren versieringen, dat hardnekkig gesloten bleef voor de geheime afspraakjes van de New Yorkse dagschonen. |