< 1 pagina terugbladeren
Het enige ogenblik dat ze me tijd gaf om te denken, was als ze mijn lul in haar mond hield, die kleine roze-rode mondholte die ik zo aanbeden had en nog steeds aanbad, zelfs nu, nu deze liefde voor driekwart uit de massieve materie van jaloezie bestond, zozeer dat ze een storend, ongemakkelijk gevoel werd, dat ik me dichter bij de haat voelde tijdens elk van die magistrale fellatio's waarbij ze me tijd tot nadenken verschafte. Bij elk van bovengenoemde begluurde ik haar van onder mijn wimpers en met een onthechting van een boeddhistische monnik, die ik de vijfenveertig minuten die haar tongtalent eerlijk verdiende, hoopte te kunnen bewaren, observeerde ik in detail wat deze tempeldanseres met mijn geslacht deed: ze omvatte het met haar eerbiedige vingers, alsof het de scepter van de Byzantijnse keizer was, aanschouwde met een devote autoriteit dit ding dat, ongelooflijk, haar toebehoorde, ze bewees het haar genegenheid door op het uiteinde een vederlicht kusje te plaatsen, overliep met haar samengeperste, vlezige lippen de hele lengte van het lid, en het was alsof een betoverde sluier neerdwarrelde op mijn roede, hem bedekte en hard maakte tot één van die priapische, bijna pijnlijke erecties die ik bij haar had - en het was toen dat ik niet kon vermijden nog iets pijnlijkers te denken: hoeveel anderen waren zo, hé, aan haar genade overgeleverd, hé, en zij, vervloekte vleestemster, vertrok nauwelijks een spier, zou door kannonnengebulder nog niet verstoord worden. Vervolgens drukte zij met een moederlijke tederheid haar vingers op de basis van mezelf, zoals je het voorhoofd van een koortsig kind aanraakt; ik had toen de indruk dat ze, met een zachte en zwevende mond als een zeeanemoon, me helemaal uit de golf trok waarin ik aan het verdrinken was, daarna bewerkte ze zorgvuldig met puntige tong de omtrek van het voorhuidbandje en zoog heel mijn aangewakkerde stijfheid in, toen, met toegewijde tong die honing verzamelde, en vol ongedwongen ernst, zoog ze me in een diepe kramp van fluwelen duizeligheid - precies op dat ogenblik was ik volledig in de ban van de gladde en aangespannen ring van haar mond en van het ritme dat zij hem naar goeddunken oplegde, van het andante naar het meest woeste allegro en naar de onafwendbare finale. Goed, ze was de beste pijpster ter wereld en ik vergaf haar dat niet. Op de avond waarover ik jullie vertel, gaf de wekker 22.30 uur aan toen ik besloot dat zij haar digestief moest nemen: een stevige teug kleverig sperma, en zijn minerale zouten, sulfaten, fosfaten, carbonaten en schrikbeelden van dode kinderen, waarmee de zeilen van een tweemaster gesteven kunnen worden, en ik wenste dat zij dat voor de eerste keer vreselijk zou vinden, en ook dat zij heel erg pijn aan haar kaken zou hebben, zonder echter veel gelachen te hebben, dat zij midden in haar prestatie haar rug brak, dat zij haar bakkes zou verbranden wanneer ze het in haar mond nam, dat een tand door tandartritis van het ene moment op het andere zou uitvallen, dat zij zich zou vergiftigen bijvoorbeeld met diamantslangenvergif, kortom, dat zij het met dat talent bij niemand meer kon doen - en het zou 23.15 uur zijn, geen minuut eerder, dat ik in haar mond de ejaculatie van een zeemonster in de kiem smoorde, misschien de laatste die zij zou proeven en inslikken met haar handige keelholtebeweging (een kat die ijverig een vermoorde monnik verslindt) - de laatste, want ze zou me ontrouw zijn, want ik zou haar verjagen, want zo vroeg mogelijk zou het best zijn als het ging om deze eerder gelijktijdige dan opeenvolgende momenten, het was onnodig te wachten tot ze met plezier aan anderen datgene zou geven waarin anderen haar zo luisterrijk hadden ingewijd. Die avond lette ik erop haar nek niet te strelen, noch haar hoofd vast te houden, noch de bewegingen van de tongsymfonie hoe dan ook te versnellen.'- het recht zou zijn loop hebben als zij in de loop van deze fellatio, in de vijfenveertig bovenvermelde minuten, zou stikken en overlijden in een gesmoorde snik, als straf voor de zonde van overspel waarvan ik geen enkel formeel bewijs had, wel veel aanwijzingen, en die alleen bij voorbaat gepleegd was. Ze was de heerlijkste stoeipoes, ze was als een engel zo mooi en opmerkelijk intelligent, ik was met haar getrouwd OMDAT ze de heerlijkste stoeipoes was, welnu, ik verdroeg het niet meer dat haar dat aan te zien was, die glans van zwarte diamant die zij van kop tot teen uitstraalde, een beetje trager, liefste, net zoals ik al die schoonheid, die je zo snel ziet dat ze verblindend kan zijn, niet kon verdragen, noch die intelligentie, die ook van haar af te lezen viel, tenminste als je haar een beetje beter opnam, wat haar Florentijnse gratie echter niet nodig had, deze intelligentie kon je ook onverwacht aangrijpen, je ontdekte die in de levendige, doordringende blik van haar gouden ogen en in elke beroering die haar gezicht bezielde en die het later zou rimpelen, wanneer ik er niet meer zal zijn, wanneer ze haar van me afgepakt hebben. Intelligent was ze ook, tot in het puntje van haar tong, waarvan sprake is om 22.39 uur op de avond in kwestie, zo intrigerend en spreekvaardig en diplomatiek - en mijn vrouw nam wat afstand om haar domein te overzien, haar paar hectaren van pracht, dit gelaat en dit mannenlichaam die ze vereerde (en dat ze hem dat met zo'n vaardigheid zou bewijzen, bleek precies datgene te zijn wat de ongelukkige vervloekte), ze richtte haar mooie gesloten ogen naar mij op om me te vragen of ik tevreden was over haar en dat was duidelijk een vraag van een hoer, en deze vrouw was de mijne en even subliem als de echtgenote van het Hooglied, en deze vrouw beminde me, waardoor ik tegenover een dikbuikige burgemeester een onverwoestbaar lijkende passie in een systeem vol smerissen had geïntroduceerd dat de dolste liefde dof en tam maakt: Tristan had zijn Isolde gehuwd en hij liet haar wettelijk drie of vier keer per etmaal klaarkomen, en de grondig geneukte Isolde bond dadelijk erna haar gouden haar weer in vlechten, ging zich afspoelen, afschrobben, een tijdschrift lezen, met een glimlachende gewichtigheid die me de keel uithing, en de fee met de saffraanogen sleurde me dadelijk in die onbekende diepten die zij beleven in hun hoogtepunt, diezelfde fee zou met een rustige geste van een meisje van Vermeer waken over de alchimie van een vinaigrette, vlees grillen zodat het precies aan mijn smaak voldeed, het bloed dat juist onder de geschroeide huid parelt, dit met dezelfde toegewijde overtuiging die ze tot haar eigen ongeluk aan de dag legde om me te pijpen. Daar, onmiddellijk: zo, de gordijnen dicht, met een duidelijke kwaadaardigheid deed zij haar best om me te beroven van de geruststelling dat ze alledaags zou zijn, eenvoudig en oningewijd, dat ze voor een jaloerse echtgenoot de zachte remedie zou zijn die berust in migraineaanvallen, regels en de afmattende verslagen die ze ervan brengen, ze deed haar best om de jaloerse echtgenoot de volgende balsem te ontzeggen: de vereiste kleurloosheid van een getrouwde vrouw. Het was 22.51 uur toen een onverschrokken ervaren en pittig tongetje zich opwerkte, gleed en raspte en roetsjte, en mijn vrouw nam mijn geslacht diep in haar keel, de slet, liet het blinde schraapmes botsen, je zou geloven dat ze wenste dat het haar amandelen deed ontploffen, jawel, hoeveel anderen, om haar deze gloed van Bacchuspriesteres te geven, en deze pianistenaanraking, och, ik haatte haar wanneer anderen een beetje minder cerebraal niet de hemel, maar de hel gezegend hadden omdat ze me deze tovenares vergund hadden, die ik op de brandstapel wilde brengen vanwege haar toverkrachten, zodat ze ze op geen één meer zou uitoefenen. Het steeg, kwam en parelde, ah, en als ze me met één beet van haar tanden ontmande, gedaan met de zorgen, goed, het was misschien niet voor vandaag, ik greep haar kleine, benige pols vast en kwam hem te hulp, op het vermelde uur gaf ik me over in de roze-rode grot en mijn vrouw vleide haar hoofd in de holte van mijn schouder en zoals altijd op dat ogenblik dacht ik dat ik binnenkwam in het huis van mijn jeugd - een paleis met deze te mooie bruid van nog geen achttien als koningin. Op dit moment is mijn echtgenote, verrukkelijke en roze zestiger, in het ongewisse over de vijftienduizend driehonderdveertig slapeloze nachten, waarin de vreselijke spijt me heeft achtervolgd omdat ik haar voor eeuwig van de smaakzin en de spraak beroofd heb door haar de lijfstraf voor verraders of meineed te geven. |